GGZ
14/07/2017
Financiering Geestelijke gezondheidszorg

Kwaliteits- en financiële toetsing is essentieel

4 juli 2017

ORGANISATIE- EN FINANCIERINGSMODEL PSYCHOLOGISCHE ZORG

KWALITEITS- EN FINANCIËLE TOETSING IS ESSENTIEEL

Iedereen is het erover eens: de drempel om hulp te zoeken bij psychische problemen moet omlaag. De organisatie van de geestelijke gezondheidszorg voor mensen met milde tot matig-ernstige problemen en de financiering hiervan, moet worden versterkt. Het debat hierover leeft al lange tijd. Zorgnet-Icuro werkt nu aan een nota waarin twee scenario’s worden getoetst op hun kwaliteit én op hun financiële impact. Blijkt dat de keuze voor een getrapte zorg met de huisarts als spilfiguur op zowat alle vlakken te verkiezen is. Stafmedewerker Gorik Kaesemans geeft uitleg. 

Federaal minister De Block zette eerder in interviews de deur op een kier voor de terugbetaling van psychologische zorg. Psychologen krijgen in de hervorming van de gezondheidszorgberoepen een duidelijke plaats. Dat is een eerste noodzakelijke stap. Ook Vlaams minister Vandeurzen is het idee genegen: hij nam het initiatief voor een aantal pilootprojecten eerstelijnspsychologische zorg, maar de uitrol ervan over heel Vlaanderen koppelt hij aan de terugbetaling die federaal moet worden beslist.

In april 2016 lanceerde het Federaal Kennis­centrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een voorstel voor een organisatie- en financieringsmodel voor psychologische zorg. Het is een model voor de aanpak van courante, milde tot matig-ernstige vormen van psychisch lijden. Het model heeft twee niveaus: een eerstelijnspsychologische zorg en gespecialiseerde psychologische zorg. De toegang tot de eerstelijnspsychologische zorg is in het KCE-model niet gekoppeld aan voorwaarden, een beperkt aantal sessies wordt in het model terugbetaald. De toegang tot het tweede niveau van gespecialiseerde zorg en de terugbetaling ervan zou kunnen na een verwijzing door een huisarts of een eerstelijnspsycholoog.

“De voorzet van het KCE is bijzonder waarde­vol en goed onderbouwd, maar de financiële impact ervan is niet berekend. Er is ook geen kosten-batenanalyse”, zegt Gorik Kaesemans. “Wij hebben die oefening in onze nota wel gemaakt. Bovendien hebben we het voorstel van het KCE getoetst aan de internationale aanbevelingen van de OESO en de WHO over goede zorg. Met onze tekst willen we een bijdrage leveren aan dit debat.”

gorik kaesemans
GROTE IMPACT

“De context van dit debat is belangrijk. De impact van common mental disorders op het individu en op de samenleving is groot. Een belangrijk aspect is de hoge comorbiditeit tussen somatische en psychische problemen. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een chronische somatische aandoening tot 90% meer kans hebben op een psychische stoornis. Tegelijk is er nog altijd een grote behandelkloof. In de ESEMeD-studie bleek dat in België 60% van de bevraagden met een diagnosticeerbare psychische stoornis niet gevat is in een formele behandeling. Dat betekent dat die mensen hulp nodig hebben, maar ze niet krijgen. Tegelijk kampen we in ons land met een zeer hoog medicatiegebruik: 1,2 miljoen Belgen slikten in 2014 antidepressiva; kostprijs: 469 miljoen euro per jaar. Op macroniveau geeft de huidige situatie dus een dubbel beeld: psychologische onderbehandeling en medicamenteuze overbehandeling. De impact van dat alles op onze samenleving is erg groot.”

“Om dat probleem aan te pakken, pleit de WHO voor een nauwe afstemming tussen de eerste lijn en de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, met een systeem van getrapte zorg en sterke netwerken. Met onze nota willen we de bestaande evidence based practices op dit gebied stimuleren, bijvoorbeeld voor depressie en angststoornissen. Een belangrijk element hierbij is de vroegdetectie. Studies tonen dat hoe langer iemand wacht om iets aan zijn probleem te doen, hoe erger het probleem wordt. In België duurt het gemiddeld tien jaar voor iemand hulp zoekt: voor stemmingsstoornissen is dat één jaar, voor angststoornissen zestien jaar en voor middelenmisbruik zelfs achttien jaar. Hoe langer mensen wachten, hoe groter het risico dat een levenslange behandeling noodzakelijk wordt. De terugverdien­effecten van vroegdetectie zijn daarom erg groot. Het belang van vroegdetectie was trouwens één van de vijf kernboodschappen op het Open Minds congres van 2016.”

KOSTPRIJS

“Voor onze nota konden we rekenen op de expertise van prof. Bruffaerts van de KU Leuven. We vertrekken van de populatie- en prevalentiegegevens. Momenteel zijn die enkel voor meerderjarigen beschikbaar. De nood aan GGZ bij minderjarigen is specifieker en ligt waarschijnlijk hoger. Daarom vragen we de overheid om ook voor kinderen en jongeren snel werk te maken van bruikbare gegevens. Om te beginnen sluiten we de lichte én de ernstige problemen uit. De ernstige psychische aandoeningen zoals psychose vallen buiten dit bestek, omdat ook de studie van het KCE complementair wou zijn aan het bestaande aanbod van de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. Ook de lichte psychische klachten hebben wij buiten dit kader gehouden, omdat al snel bleek dat het systeem anders niet haalbaar is. Uit de Gezondheidsenquêtes die geregeld plaatsvinden, blijkt dat 25 tot 33% van de Belgen van 15 jaar en ouder last heeft van psychisch onwelbevinden.

Rekenen we al die mensen mee, dan zitten we aan 2,8 miljoen potentiële patiënten. Ook de European Study of the Epidemiology of Mental Disorders (ESEMeD) houdt geen rekening met die hele lichte psychische klachten. Het kan niet de bedoeling zijn om voor elk gevoel van onbehagen onmiddellijk één-op-één psychologische zorg in te schakelen. Dat betekent niet dat we die mensen in de steek laten. We moeten als samenleving meer investeren in kwaliteitsvolle tools voor zelfzorg, in het veerkrachtig maken van mensen, in een warme samenleving waarin mensen meer oog en oor hebben voor psychische klachten. Ook de huisarts kan veel van die lichtere problemen verhelpen, zonder verdere verwijzing. Blijft over voor onze studie: de groep van milde tot ernstig-­mate mentale stoornissen. In totaal spreken we over 764.306 mensen voor ons land.”

“Voor die groep hebben we twee scenario’s bestudeerd. In een eerste scenario kunnen bijna alle milde tot matig ernstige klachten naar vrij toegankelijke psychologen op de eerste lijn. In het tweede scenario kiezen we voor getrapte en gedeelde zorg met de huisarts als spilfiguur. Onze berekeningen zijn duidelijk: scenario 1 (324 miljoen euro) kost 15% meer dan scenario 2 (281 miljoen euro).”

HELDERE CONCLUSIE

“Maar belangrijker nog dan de financiële impact is dat scenario 2, met de huisarts als spilfiguur in getrapte zorg, ook de OESO-principes veel beter realiseert. In scenario 1, waar de patiënt direct toegang krijgt tot de psycholoog, bestaat bijvoorbeeld het risico dat de comorbiditeit met lichamelijke klachten onvoldoende wordt aangepakt. Een huisarts is veel beter geplaatst om beide aspecten samen te evalueren. Ook de principes van getrapte zorg zijn in scenario 2 sterker uitgewerkt. Daarnaast is de centrale rol van de huisarts een betere garantie dat het voorschrijfgedrag daalt, als hij daarvoor voldoende goed wordt opgeleid en ondersteund. Ten slotte zijn ook de mogelijkheden om van bij de aanmelding correct op te schalen en direct toe te leiden naar de gepaste zorg bij ernstige psychische aandoeningen in scenario 2 hoger. Opnieuw: op voorwaarde van een goede ondersteuning van de huisartsen.”

Zowel financieel als wat de kwaliteit en de effectiviteit van het systeem betreft, wijst alles in de richting van scenario 2. Dit willen we nu verder uitwerken in termen van noodzakelijke voorwaarden, governance­structuur en de mate van terugverdieneffecten, besluit Gorik Kaesemans.

De nota over het organisatie- en financieringsmodel psychologische zorg zal in september 2017 beschikbaar zijn op de website van Zorgnet-Icuro.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE 

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.