29/05/2018
Zorgbeleid

Durf meer als een projectontwikkelaar te denken

29 mei 2018

TEAM VLAAMS BOUWMEESTER

DURF MEER ALS EEN PROJECTONTWIKKELAAR TE DENKEN

Wist je dat ook zorgvoorzieningen een beroep kunnen doen op de expertise van het Team Vlaams Bouwmeester? Je krijgt er niet alleen advies bij grote, complexe projecten, maar de Vlaamse Bouwmeester gaat ook samen met zorgverleners met bouwplannen op zoek naar het juiste ontwerpteam. Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck en zijn projectverantwoordelijke Stijn De Vleeschouwer winden er geen doekjes om: “Ik heb veel respect voor zorgdirecteurs die alles in het werk stellen om de best mogelijke zorg te kunnen aanbieden, maar in praktijk veel te veel tijd moeten spenderen aan de realisatie van complexe woonprojecten.”

Vorig jaar verscheen uw Meerjaren­programma 2017-2020*. Daarin stelt u vast dat 20 jaar Team Vlaams Bouwmeester het publieke patrimonium naar een hoger niveau heeft getild, met ook internationale erkenning daarvoor. Wat maakt vandaag het verschil?
Leo Van Broeck: Dat is in stapjes gegaan. In de beginjaren lag de nadruk op architectuur. Later kregen ook stedenbouw, infrastructuur en de inbedding in de maatschappij de nodige aandacht. Zelf probeer ik het thema ‘plaats voor mens en natuur’ daaraan toe te voegen. Het belang van open ruimte is groot. Als Vlaams Bouwmeester heb ik geen beleidsbevoegdheid. Ik mag alles zeggen, want ik heb niets te vertellen. Meer nog, ik moét de dingen zeggen zoals ze zijn. Ik doe dat kritisch-constructief, zodat de overheid ermee aan de slag kan. Daarnaast ondersteunt het Team Vlaams Bouwmeester lokale besturen in hun opdracht als bouwheer. Vooral bij complexe projecten of een hoog ambitieniveau doen over­heden en organisaties een beroep op ons. Ten slotte werken we aan visievorming over architectuur en ruimtelijk beleid in de maatschappij. We hebben met het team een ronde van Vlaanderen gedaan, ook bij de politieke partijen, en samen met het team heb ik het Meerjarenplan 2017-2020 geschreven. De visie die eruit naar voren komt, is breed gedragen met veel aandacht voor inclusie, mobiliteit, zorg, erfgoed en het landschap.

Kunnen ook woonzorgcentra, ziekenhuizen en andere zorgvoorzieningen een beroep doen op het Team Vlaams Bouwmeester?
Stijn De Vleeschouwer: Zeker! Alle organisaties die met publieke middelen worden gefinancierd, kunnen bij ons aankloppen. Zo organiseren we twee keer per jaar een Open Oproep voor een aantal projecten. Architecten kunnen zich kandidaat stellen voor het ontwerp ervan. Samen met de opdrachtgever, bijvoorbeeld het woonzorgcentrum, OCMW of ziekenhuis, selecteren wij uit de kandidaten een vijftal teams. Die kunnen dan hun visie op papier zetten en komen presenteren. Op basis van het advies van de Vlaamse Bouwmeester en een extern jurylid kan de opdrachtgever vervolgens de opdracht toewijzen aan het team dat het beste antwoord geeft op de projectdefinitie. Daarna start het ontwerpproces.

Leo Van Broeck: We begeleiden de opdrachtgevers vanaf het prille begin. We willen de strategie helder krijgen: wat is de doelstelling, de identiteit en de ambitie van de organisatie, het doelpubliek, de locatie, de inplanting, de bereikbaarheid, wat moet het gebouw kunnen? Alle elementen toetsen we aan ons beleid, zodat zowel de organisatie als de maatschappij er beter van worden. Niets ontsnapt aan onze aandacht: het bodemonderzoek, het mobiliteitsvraagstuk … Alle struikelblokken brengen we in kaart. Dan pas gaan we aan de slag. In de loop van 20 jaar heeft het Team Vlaams Bouwmeester bijna 700 projecten begeleid. Daarbij ook ziekenhuizen, woonzorgcentra, dagcentra, palliatieve centra …

RUIMTE VOOR EXPERIMENT

U hebt het vaak over de kracht van ‘ontwerpend onderzoek’. Wat bedoelt u daarmee precies?
Leo Van Broeck: Voor je drukt, moet je proefdrukken. Het is altijd interessant om verschillende ontwerpteams aan de slag te laten gaan, zodat je op basis van jouw programma verschillende scenario’s krijgt. Het uitwerken van die ontwerp­scenario’s brengt heel vaak nieuwe en onverwachte oplossingen aan die voor de opdrachtgever nieuwe perspectieven bieden. Ook regelgeving is al deel van het ontwerp. Als een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) bepaalt waar een zorgfunctie moet komen, waar winkels en waar een school, dan bepaal je al in grote mate het ontwerp. Ontwerpend onderzoek kan de kruisbestuiving tussen de verschillende functies verder onderzoeken en vormgeven. Soms durven we ook het juridisch kader in vraag stellen bij de lokale overheid als we vinden dat het intelligente oplossingen verhindert.

U pleit voor meer flexibiliteit in de regelgeving. Er moet meer worden gestuurd op doelstellingen en resultaten, minder op regeltjes.
Leo Van Broeck: Als we buiten de lijntjes moeten kleuren om een doelstelling te behalen, dan moet dat kunnen. Regels zijn er om de mensen te dienen, niet omgekeerd. Er is te veel Kafka vandaag. Elke vergunning of aanbesteding zou ruimte moeten laten voor andere, creatieve oplossingen met hetzelfde of een beter resultaat, mits goedkeuring van een kwaliteitskamer.

Stijn De Vleeschouwer: Veel regel­geving is gericht op het voorkomen van misbruiken, vaak terecht. Tegelijk sluit de regelgeving daarmee veel kwaliteit uit en is er geen ruimte voor experiment en vernieuwing.

“Het grootste knelpunt is de te grote focus op zorgefficiëntie. Het moet allemaal hygiënisch zijn, gemakkelijk om de zorg te organiseren, overzichtelijk … Zo creëer je geen aangename woningen.”

Leo Van Broeck: Zo is het. Onze regel­geving is te defensief. Ze zou moeten zeggen wat ze wél wil, in plaats van te focussen op wat ze niet wil. Laat creativiteit toe, anders fnuik je elke kans op innovatie. Durf nieuwe dingen te ontdekken. Elke disruptieve innovatie kleurt buiten de lijntjes. Je kan een probleem niet oplossen met dezelfde denkwijze die het heeft veroorzaakt, wist Einstein. Goedbedoelde regelgeving heeft vaak nefaste gevolgen.

In 2012 lanceerde het Team Vlaams Bouwmeester vijf pilootprojecten in de zorg. Hoe staat het daarmee? En krijgen die pilootprojecten nog een vervolg?
Stijn De Vleeschouwer: Op dit ogenblik zitten drie van de vijf projecten in de bouwfase. Voor de twee andere is meer onderzoek nodig. Het zijn complexe dossiers. In Sint-Truiden gaat het om een project dat zorg en wonen combineert, met integratie van de publieke ruimte, het stedelijk weefsel en privaat wonen. Het doel is om zorg te leveren op de plaats waar mensen wonen, niet omgekeerd. In het project in Groot-Bijgaarden werkt de opdrachtgever aan een masterplan dat als uitgangspunt dient voor de opmaak van een RUP. Buurtzorg en vermaatschappelijking van de zorg zijn belangrijke thema’s. Hoe kan je formele zorg op maat van de buurt ontwikkelen? Maar ook: hoe kan de buurt bijdragen aan de vermaatschappelijking? En hoe kunnen we dat ruimtelijk en architecturaal vormgeven?

Leo Van Broeck: Er bestaan geen gemakkelijke oplossingen. Het concept kangoeroewonen bijvoorbeeld, rekent op een sedentaire bevolking. Maar dat zijn we niet. Een gezin verhuist al eens als iemand van werk verandert. Of het gezin valt uiteen. Of krijgt een nieuwe samenstelling.

Stijn De Vleeschouwer: We hebben te lang gefocust op het zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Terwijl het eigenlijk slimmer is om te kunnen wonen op een plaats en in een woning die op dat moment het best beantwoordt aan je behoeften.

Leo Van Broeck: Wonen in de kern biedt zoveel voordelen, zeker als je behoefte aan zorg toeneemt. Een woning op maat, met een goede mobiliteit en een bakker, een dokter, een kinesist en een buurtwinkel vlakbij. Zo versterk je je zelfredzaamheid en kan je vermijden te vroeg naar een woonzorgcentrum te moeten verhuizen. We moeten meer inzetten op community building en collectief wonen. Niet in woondozen. Dat is geen vermaatschappelijking. Het is misschien efficiënter om mensen in woondozen onder te brengen, maar dat is niet wat we willen. Een designversie van een woonzorgcentrum is in dat opzicht even slecht als het type woonzorgcentrum waar niemand van ons zou willen wonen. Een zorgzame buurt, dat is wat we nodig hebben. Zorgvoorzieningen zullen evolueren tot kenniscentra die hun expertise op verschillende plaatsen inzetten. Dat is uiteraard geen zwart-witverhaal. Maar we moeten af van de gebouwen met lange gangen met vele deuren. We hebben nood aan meer integratie en inclusie.

Stijn De Vleeschouwer: De mogelijk­heden zijn er. Waarom geef je bijvoorbeeld het restaurant van een woonzorgcentrum ook geen functie in de buurt? Een hedendaagse inrichting en een dubbele toegang: voor de bewoners én voor de mensen in de wijk. Het kan je voorziening bovendien veel rendabeler maken en je bevordert de sociale samenhang.

EFFICIËNTIE ALS DOODDOENER

Leo Van Broeck: Mijn moeder woont in een duur woonzorgcentrum, maar de kwaliteit van de maaltijden is er om te huilen. Die mensen doen hun best, ik weet het. Maar ze zitten vast in een bepaald verdienmodel. Breek daaruit. Kies voor een restaurant met lekker en gezond eten en overtuig ook niet-bewoners om bij jou te komen. Als mijn moeder wil genieten van een maaltijd, dan nemen we haar met de rolstoel mee naar een brasserie wat verderop. Dan voelt ze zich de koningin te rijk. Maar waarom kan die brasserie niet in het woonzorgcentrum?

Stijn De Vleeschouwer: Publieke opdrachtgevers zouden meer als projectontwikkelaars moeten denken. Meer oog hebben voor het ruimere plaatje en zich niet beperken tot hun strikte opdracht. Ik heb veel respect voor zorgdirecteurs die alles in het werk stellen om de best mogelijke zorg te kunnen aanbieden, maar in de praktijk veel te veel tijd moeten spenderen aan de realisatie van complexe woonprojecten. Die expertise zouden ze meer moeten binnenhalen, en daar dan de zorg in schuiven. Breng die brasserie naar je woonzorgcentrum en haal er rendement uit. Als je toch een eigen keuken hebt, waarom dan bijvoorbeeld geen afhaalmaaltijden aanbieden voor jonge gezinnen in de buurt? Maak allianties met partners die het bouwen als core business hebben, maak goede afspraken en zoek naar kruisbestuivingen. Zo kan je als zorgverlener je focus opnieuw leggen op het verlenen van goede zorg.

Leo Van Broeck: Efficiëntie is te vaak een dooddoener. Ook in de thuiszorg, waar je dikwijls hoort dat verpleegkundigen geen tijd meer hebben voor een babbel. ‘Prik in de kont, boterham in de mond en weg zijn we.' Terwijl de grootste behoefte van mensen net is om even een kwartiertje met iemand te kunnen praten. Onder het mom van efficiëntie schieten we ons doel voorbij. Ook hier speelt ruimtelijke ordening een grote rol. De files koeioneren ons van in de wieg tot in het graf. Ouders staan onder stress als ze de kinderen naar school willen brengen en de thuis­verpleegkundige staat in de file naar cliën­ten. Het is allemaal zo slecht georganiseerd. In de wijk waar die verpleegkundige woont, zijn er ongetwijfeld ook mensen die haar zorg nodig hebben. Maar daar komt dan weer iemand anders langs, die ook eerst 20 minuten in de file moet staan. Ja, we hebben keuzevrijheid! Mensen moeten kunnen kiezen! Is dat wel zo? Kunnen we er niet beter voor zorgen dat iedereen de goede zorg krijgt die hij nodig heeft? Nu staan we allemaal stijf van de stress om ons door het verkeer te manoeuvreren. En er is geen beterschap in zicht. Of je nu op diesel of met een elektrische wagen in de file staat: het gaat niet vooruit.

“We hebben te lang gefocust op het zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen.”

Mensen zouden meer flexibel moeten verhuizen naar een omgeving die afgestemd is op hun noden. In die context pleit u ook voor een systeem van woonrechten in plaats van eigendom?
Leo Van Broeck: Ik geloof in een systeem met aandelen in een coöperatie. Stel dat je iedereen in een grote wijk overtuigt om zijn woning in een coöperatie onder te brengen. Dat wordt een gigantisch bedrijf met veel schaalvoordelen. Je zou bijvoorbeeld een warmtenet kunnen uitrollen. Plots wordt veel mogelijk. Bewoners zijn dan geen eigenaar van hun huis, maar ze hebben wel een woonrecht, uitgedrukt in aandelen. Stel dat de kinderen na verloop van tijd het huis uit zijn, dan kan je als koppel verhuizen naar een woning die beter beantwoordt aan je nieuwe noden en behoeften. Een systeem van woonrechten zou ook meer kansen geven aan jonge gezinnen, die nu vaak de middelen niet hebben om een huis te kopen. Met een aandelensysteem kan je laagdrempelig instappen. In Zwitserland bestaan al jaren grote burgercoöperaties. En het werkt.

Wat houdt ons tegen? De regelgeving of ons individualisme?
Leo Van Broeck: Beide. Onlangs was er een initiatief van een groep jonge Antwerpenaren om via crowdfunding de politie­toren aan de Oudaan in Antwerpen te kopen. Dat is jammer genoeg niet gelukt, omdat de stad uiteindelijk koos voor de hoogste bieder. Het had een mooi project kunnen worden van de Antwerpenaren zelf, met een grote betrokkenheid van de buurt.

Toch zie ik bij de politiek in het algemeen een groeiende interesse voor de deeleconomie, ook in vastgoed. Als mensen participeren via aandeelhouderschap, krijg je een fusie tussen burgers en ondernemers. Het is een systeem van solidariteit en inclusie. Veel jonge mensen hechten minder belang aan eigenaarschap, meer aan gebruiksrecht. Het idee is simpel: je koopt geen boormachine, maar een gat. Op die manier kan je met één boormachine heel veel mensen helpen, die tot vandaag elk hun eigen gereedschap kopen en dat misschien maar tien keer in hun leven gebruiken. Een wagen rijdt gemiddeld 56 minuten per dag en staat 23 uur stil op parkings, die ondertussen 36.000 hectare oppervlakte innemen. Dat is te zot voor woorden. Ter vergelijking: het Brussels Gewest telt 16.000 hectare. Het kan anders, als we mobiliteit kopen in plaats van wagens. Hetzelfde geldt voor woningen. Solidariteit en collectiviteit, daar liggen de sleutels.

Architect Jo Taillieu zei onlangs in Knack: “Er worden nog te veel plekken gebouwd waarin ik niet wil terechtkomen en waarvan ik niet wil dat mijn ouders er belanden.” Is er te weinig inspraak van bewoners en toekomstige bewoners?
Leo Van Broeck: Het concept op zich is al verkeerd! Het is fout om te bouwen voor zorgbehoevende mensen alleen. Je moet gaan voor grotere, rendabele projecten met maximum 40% van de woningen op zorgbehoevende ouderen gericht.

Stijn De Vleeschouwer: Misschien zou de persoonsvolgende financiering in de ouderenzorg hier voor een extra stimulans kunnen zorgen. We moeten out of the box denken. In plaats van een woonzorgcentrum voor 100 bewoners, kan het slimmer en rendabeler zijn om een complex met 200 woningen te bouwen, waarvan 100 voor zorgbehoevende ouderen. En er is inderdaad ook te weinig participatie. Hoe komt het dat we zomaar accepteren dat, eens we zorgbehoevend zijn, we plots tevreden moeten zijn met een kleine slaapkamer waarin ook onze televisie en onze fauteuil staan.

Leo Van Broeck: Als ik mijn moeder bezoek en iets blijf eten, dan ga ik niet naar het toilet omdat het lawaai ervan elke smaak ontneemt. Waarom moet dat? Je kan ook een kleine ruimte aangenaam en comfortabel maken. Kijk naar de chique zeiljachten of naar een hedendaagse mobilhome: op een beperkt aantal vierkante meter bieden die alle comfort, anders krijgen ze die dingen niet verkocht! En dan die grootschalige smetvrees in veel woonzorgcentra: wie woont nu graag in de geur van javel?

Stijn De Vleeschouwer: Probeer eens studenten te overtuigen om in een woonzorgcentrum op kamers te gaan. Je krijgt er niemand binnen. En waarom eigenlijk niet? Het grootste knelpunt is de te grote focus op zorgefficiëntie. Het moet allemaal hygiënisch zijn, gemakkelijk om de zorg te organiseren, overzichtelijk … Zo creëer je geen aangename woningen. Maak je ontwerp liever zonder focus op de zorgbehoeften en kijk pas in een tweede fase hoe je de zorg integreert. Dat is in grote lijnen wat we in het pilootproject in Sint-Truiden willen doen, met private woningen die al naar gelang van de situatie het labeltje ‘zorg’ kunnen krijgen of niet. Alleen botsen we voor de realisatie op een niet aangepaste regelgeving op het vlak van subsidies, btw… Ja, er komt heel wat bij kijken.

Leo Van Broeck: Toch kunnen de bestaande woonzorgcentra ook al stappen in de goede richting zetten. Maak je brasserie aantrekkelijk voor de buurt, verhuur je vergaderzalen aan verenigingen, stel je tuin open voor de buurt, werk samen met de school … Op het terrein zie ik mooie dingen ontstaan, maar ik zie ook nog veel koudwatervrees. Iets meer durf en creativiteit helpt ons allemaal verder.

* www.vlaamsbouwmeester.be/


ARCHITECTUUR STIMULEERT VERMAATSCHAPPELIJKING

Veel woonzorgcentra grijpen nieuwbouw of verbouwing aan om de vermaatschappelijking ook architecturaal en ruimtelijk te stimuleren. Zo ook Sint-Vincentius in Kortrijk, behorende tot Woonzorggroep GVO. Waar vroeger de Sint-Niklaaskliniek stond, is er nu een hedendaags, open en levendig woonzorgcentrum. Het gebouw is stijlvol ingebed in de compleet nieuw aangelegde Houtmarkt, dankzij een nauwe samenwerking met de Stad Kortrijk. De architectuur nodigt de buurt bewust uit; gastvrijheid is immers een fundament van het nieuwe woonzorgcentrum. De ruime en gezellige tearoom lokt bovendien ook veel publiek van buiten het woonzorgcentrum.


DE DRIE PLATANEN

In Oostende bouwt vzw Sint-Monica – uitbater van wzc Monica en assistentie­woningen Stijn – een nieuw woonzorg- en dienstencomplex ‘De Drie Platanen’. De site ligt ideaal tussen stad, groen en zee. Achter het bouwterrein bevindt zich een groot weiland- en landbouwgebied. De stad Oostende en vzw Sint-Monica sloegen de handen in elkaar en werkten samen met Team Vlaams Bouwmeester aan een masterplan voor de site van het woonzorg- en dienstencentrum ‘De Drie Platanen’ én de achterliggende stadsgebieden ‘Park De Nieuwe Koers’.

Dat resulteerde in een vruchtbare wisselwerking tussen beide projecten. Zo komt er achter het woonzorg- en dienstencomplex een grote tuin, met moestuinen, natuurlijk speelweefsel, herbergzame rustplekken en (mogelijks op langere termijn) een buurt­kiosk. Door een sterke link tussen het gebouw van vzw Sint-Monica en de stadstuin wordt gestreefd naar verbondenheid en interactie tussen de bewoners van het woonzorgcentrum en de buurtbewoners of recreanten. Voor de bewoners van het woonzorgcentrum valt er aan de achterdeur zo heel wat te beleven en te bekijken. Buitenstaanders zullen snel de stap zetten naar de cafetaria van de ouderenvoorziening, van waaruit ze zicht zullen hebben op de moestuinen. De bedoeling is de drempel naar de voorziening te verlagen en bij te dragen aan de maatschappelijke cohesie tussen de jongere en oudere generaties.

Ook architecturaal zal het gebouw op zich een positieve uitstraling hebben. In het gebouw wordt grote aandacht besteed aan een huiselijke sfeer en de nodige privacy voor bewoners, voldoende rustplekken in de gangen, beveiliging voor dwalende bewoners en een ergonomische werkomgeving voor de medewerkers van de voorziening. Samengevat: vanuit de traditie van vzw Sint-Monica zal de nodige aandacht besteed worden aan het welbevinden van zowel de bewoners als het personeel. De nieuwbouw wordt begin 2019 in gebruik genomen.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: PETER DE SCHRYVER

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.