03/07/2018
Zorgbeleid

Verbondenheid geeft kracht en vertrouwen

3 juli 2018

GESPREK MET ADMINISTRATEUR-GENERAAL KATRIEN VERHEGGE VAN KIND EN GEZIN

VERBONDENHEID GEEFT KRACHT EN VERTROUWEN


WIE IS KATRIEN VERHEGGE?

Katrien Verhegge is gehuwd en moeder van drie kinderen. Van opleiding is ze peda­goge met een specialisatie begeleiding van multiprobleemgezinnen. Ze volgde ook een opleiding familietherapie.

In 1990 startte ze haar loopbaan bij de KU Leuven. In 1991 versterkte ze de cel studie en strategie van Kind en Gezin, waar ze zich onder meer toelegde op kansarmoede en opvoedingsondersteuning. Van 2005 tot 2008 werkte ze achtereenvolgens op het kabinet van de Vlaams ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Inge Vervotte en Steven Vanackere.

Sinds 1 januari 2008 is Katrien Verhegge administrateur-generaal van Kind en Gezin.


In 2019 bestaat Kind en Gezin 100 jaar, maar er zit nog geen greintje sleet op de organisatie. Onder leiding van administrateur-generaal Katrien Verhegge lijkt Kind en Gezin dynamischer dan ooit. Met het Groeipakket introduceert ze een vernieuwde kinderbijslag. Met de Huizen van het Kind slaat de organisatie bruggen naar andere sectoren. En met de samensmelting met het Agentschap Jongerenwelzijn legt Kind en Gezin de basis voor een integrale dienstverlening volgens het Wraparound Care-model. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de interne reorganisatie, met zelfsturende en multidisciplinaire teams en gedeeld leiderschap.

Op 1 januari 2019 voert Kind en Gezin het nieuwe systeem van kinderbijslag in. Er is veel discussie aan voorafgegaan, maar u bent een groot pleitbezorger ervan?
Katrien Verhegge: Ik ben heel blij dat we stappen vooruit kunnen zetten in de kinderbijslag. Toen het systeem werd gecreëerd, waren er veel grote gezinnen die de extra steun nodig hadden. Vandaag zijn er vooral kleine gezinnen. Daarom kiezen we ervoor om het eerste kind een hoger bedrag toe te kennen en minder opbouw te voorzien voor de volgende kinderen. Een tweede verbetering is de grotere selectiviteit. We gaan meer dan vroeger extra inzetten op gezinnen die het echt nodig hebben. Een gezin zal toeslagen krijgen die afhankelijk zijn van zijn inkomen. Toegegeven, voor mij had het aandeel van die toeslagen groter mogen zijn. Niets sluit uit dat we hier in de toekomst verdere stappen zetten. Tegelijk hebben we ervoor gekozen om de verworven rechten te respecteren. Dat betekent dat het oude systeem nog maximum 25 jaar parallel zal voortbestaan. Dankzij de nieuwe kinderbijslag zullen we wel 16% meer gezinnen uit het armoederisico kunnen halen, goed voor 15% meer kinderen.

De nieuwe kinderbijslag wordt omgedoopt tot het Groeipakket. Het belang van semantiek mag niet worden onderschat?
Dat is zo, maar de nieuwe term klopt ook wel, het is een veel ruimer pakket: de schooltoelage is daarin geïntegreerd, net als de zorgtoeslag voor kinderen met specifieke noden. Het gaat dus wel degelijk om een pakket met ontwikkelingskansen.

“Als we aan kinderen en gezinnen kunnen zeggen ‘je bent welkom hier, er is een plek voor jou in onze samenleving’, dan geef je hen het vertrouwen om te groeien.”

De hervorming ging niet zonder slag of stoot. Het blijft moeilijk om systemen te veranderen in ons land?
Jazeker. Enerzijds draag je de historiek mee, met verworven rechten die het bijzonder moeilijk maken om ingrijpende veranderingen door te voeren. Het zou ideaal zijn om met een wit blad te beginnen, maar ik begrijp wel dat dat niet haalbaar is. Anderzijds mogen we de ogen niet sluiten voor de veranderende context. We moeten strategisch durven vooruitkijken en ons beleid adequaat aanpassen. Om verandering mogelijk te maken, moet je sterk overtuigd zijn van je boodschap en heel goed communiceren. En dan nog blijft het altijd een kwestie van evenwichten vinden.

DE BRUG SLAAN

Ondanks alle mooie beloftes slaagt tot vandaag geen enkele regering erin het armoederisico en het kansarmoederisico bij kinderen te doen dalen. Het Groeipakket koestert enige ambitie, maar hoe verklaart u dat overheden daarop telkens de tanden stukbijten?
De kloof is er wel degelijk: 10 tot 15% van de gezinnen heeft het bijzonder moeilijk om aan te haken bij de samenleving. Het is een hardnekkig fenomeen, waarin we moeten durven investeren. Vanuit de welzijnssector zijn al grote inspanningen gebeurd, maar dat volstaat niet. Kind en Gezin hanteert zes kinderarmoedecriteria om het risico te screenen. Er zijn drie zachte criteria: huisvesting, gezondheid en een stimulerende omgeving. En er zijn drie harde criteria: inkomen, opleiding en de arbeidssituatie. Het is grotendeels op die harde domeinen dat we achterop hinken. We moeten vanuit welzijn de brug slaan naar die harde sectoren – dat is een van mijn stokpaardjes.

De KOALA-initiatieven (Kind- en Ouder Activiteiten voor Lokale Armoedebestrijding) zijn daarvan een mooi voorbeeld?
Inderdaad! De kinderopvang van Kind en Gezin heeft een sociale functie, ook voor kwetsbare gezinnen. Kwaliteitsvolle kinderopvang is één ding, maar er is meer nodig. Daarom voorzien we met KOALA ook gezinsondersteuning en ouder-kindactiviteiten. We gaan ook aan de slag met de ouders en hun context: we helpen bij toeleiding naar werk, organiseren taalcursussen, werken aan een beter zelfbeeld … We blijven niet steken in opvoedings­ondersteuning. KOALA is gegroeid uit de AMIF-proeftuinen voor inburgering, in samenwerking met onderwijs en welzijn. Mee dankzij aanvullende private middelen via het Fonds Vergnes kunnen we verspreid over Vlaanderen achttien KOALA’s tien jaar lang financieren.

Een ander initiatief is de wijkgerichte werking van Kind en Gezin.
De aanzet daartoe is gegeven in 2016 met de conferentie De toekomst is jong. We dromen van geïntegreerde basisvoorzieningen, lokaal, in de wijk, waar mensen en organisaties samenwerken op diverse levensdomeinen: gezondheid, kinderopvang, vrije tijd, rechten van het gezin, sociale dienstverlening … In april 2018 hebben we daarvoor het concept ‘wijkgerichte netwerken’ voorgesteld. Dat gaan we nu verder uitwerken. Daarmee zetten we de intersectorale samenwerking nog steviger op de kaart. Onze kracht zijn onze consultatiebureaus. We zijn in elke gemeente aanwezig, met een heel goed bereik en een grote bekendheid. Die kracht willen we beter uitspelen. Tot nu waren veel consultatiebureaus geïsoleerd. Met de Huizen van het Kind en de wijkgerichte netwerken willen we dat instrument slimmer aanwenden. We doen dat niet vanuit een theoretisch model, maar door concrete samenwerkingen in de praktijk.

katrien verhegge

LOKAAL INGEBED

De Huizen van het Kind hebben de voorbije tien jaar inderdaad in snel tempo hun plek veroverd. Hoe verklaart u dat succes?
We hebben dat concept aan het lokale niveau en aan alle partners gegeven. Het zijn geen Huizen van Kind en Gezin geworden, zoals sommigen vreesden. Wij hebben dat kunnen loslaten. Onze consultatiebureaus maken deel uit van de Huizen van het Kind, maar er is veel ruimte voor onze partners. Samen geven we de Huizen van het Kind vorm in overleg met de lokale besturen die ook partner zijn. Ook met het onderwijs is er vaak een link. Elk Huis van het Kind is lokaal ingebed als een feitelijke vereniging of een vzw waarin de diverse partners participeren. Het resultaat is schitterend, met een heel diverse invulling.

Het concept van de Huizen van het Kind is het Wraparound Care-model. Wat houdt dat precies in?
Dat is een concept uit de jeugdzorg. Traditioneel verwachten we dat gezinnen bij ons komen met een hulpvraag. Dan starten we een traject en op het einde daarvan verwijzen we het gezin verder door. Dat is een lineair concept. Wrap­around Care werkt andersom: het gezin komt niet naar de dienstverleners, maar de dienstverleners organiseren zich rond het gezin. De gezinnen komen naar de consultatieruimte van Kind en Gezin en vinden in het Huis van het Kind een ruim aanbod aan ondersteuning, informatie, ontmoeting en activiteiten.

Elke gemeente krijgt op termijn haar Huis voor het Kind?
Dat is de doelstelling van minister Vandeurzen. In 2019 wordt daarvoor nog eens één miljoen euro uitgetrokken. Het concept is zo sterk en heeft zo’n potentieel dat we daarvoor overal de fundamenten willen leggen. Uiteraard moeten we er dan ook voor zorgen dat ze hun ambities kunnen waarmaken. Het is niet gemakkelijk om daarvoor de nodige middelen te bekomen. Ons werk is vooral preventief en de resultaten zijn minder zichtbaar dan bij curatieve initiatieven, die daardoor gemakkelijker aan middelen komen.

RECHT OP VERBONDENHEID

Op Internationale Kinderrechtendag in november vorig jaar hield u een opvallend pleidooi voor het recht op verbondenheid. Welk punt wou u daarmee maken?
Als je naar de meest kwetsbare gezinnen en kinderen kijkt, dan zie je één element telkens terugkeren: het gebrek aan zich verbonden voelen met anderen en met de samenleving. Kinderen moeten van jongs af aan het recht hebben om zich verbonden te voelen. Dat geeft een positief zelfbeeld en maakt kinderen sterker. Als we aan kinderen en gezinnen kunnen zeggen ‘je bent hier welkom, er is een plek voor jou in onze samenleving’, dan geef je hen het vertrouwen om te groeien. Dat is ook een doelstelling van KOALA: kwetsbare gezinnen toeleiden naar een plek waar ze zich welkom voelen. Zo halen we kinderen en hun gezin uit het isolement en kunnen die mensen zelf ook stappen zetten. Het maatschappelijke discours legt vandaag veel klemtoon op de eigen verantwoordelijkheid, maar eerst moet je mensen vertrouwen geven.

De gebeurtenissen van de jongste tijd geven uw oproep van toen wel een heel actuele invulling.
Ja, dat is zo. Zelf ben ik erg overtuigd van het belang om kinderen van kleins af aan het gevoel te geven dat ze erbij horen. De consultatiebureaus, de kinderopvang, het onderwijs … allemaal moeten we daarop nog meer inzetten. Onze regiomedewerkers vinden in Brussel heel jonge kinderen in kraakpanden… Hoe laten we hen opgroeien? Met welk perspectief? Geef die kinderen een plek. Geef hen het gevoel dat ze oké zijn. Zonder basisvertrouwen kan je niet verwachten dat kinderen kansen zullen grijpen.

Kan je het ook omkeren: dat we vandaag de problemen van morgen aan het creëren zijn door mensen geen plek te geven in onze samenleving?
Daarvan ben ik overtuigd!

“Zelforganisatie doet een appel op de verantwoordelijkheid van elk individu.
Een hiërarchische structuur houdt mensen klein.”

Welke rol kan Kind en Gezin daarin opnemen?
Onze kracht is dat we heel veel zien en de eerste basisondersteuning kunnen bieden. Van daaruit moeten we bruggen slaan naar andere sectoren en mee aan de kar blijven trekken. We moeten onze eigen dienstverlening overstijgen. En ondertussen de samenleving blijven sensibiliseren over het enorme belang van die eerste kinderjaren en het basisvertrouwen dat we moeten bieden.

Hoe staat Kind en Gezin tegenover de vluchtelingenproblematiek?
We hebben mee een charter ondertekend tegen de opsluiting van kinderen. Dat kan voor ons niet. Achter de schermen werken we ook vanuit het belang van de kinderen. En in onze diensten bieden we medische ondersteuning aan al wie dat nodig heeft, ook aan gezinnen en hun kinderen die hier illegaal verblijven.

1 GEZIN = 1 PLAN

In april werd bekend dat er één agentschap komt voor kinderen, jongeren en hun gezinnen. Kind en Gezin en het Agentschap Jongerenwelzijn smelten samen. Wat is de meerwaarde van die fusie?
Die samensmelting is een logische stap in ons verhaal. Willen we Wraparound Care waarmaken, dan moeten we de handen in elkaar slaan. Alleen zo kunnen we kinderen, jongeren en gezinnen maximaal kansen geven. De Integrale Jeugdhulp heeft een goede basis gelegd voor het intersectoraal werken. De tijd is rijp voor nieuwe stappen.

Onder het motto ‘1 gezin = 1 plan’ wordt het aanbod rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) uitgebreid via samenwerkingsnetwerken met het Wraparound Care-concept. Er zijn veel noden en we botsen soms op een gebrek aan capaciteit, maar die nieuwe manier van werken in netwerken – met het CAW, het OCMW, Kind en Gezin en vele andere organisaties uit zorg en welzijn – kan een versterking betekenen en iets doen aan de wachtlijsten. De middelen zijn beperkt en daarom moeten we ze heel goed inzetten. Door vroeger en laagdrempeliger vanuit een netwerk van zorg in te zetten, kunnen we meer intensieve hulp voorkomen.

Ook de geestelijke gezondheidszorg verdient aandacht in dat geheel?
Dat is zo, en in veel Huizen van het Kind is de link met de geestelijke gezondheidszorg al een feit. Maar we kunnen nog meer samenwerken. In Antwerpen loopt een onderzoek over infant mental health en het Huis van het Kind. Ook in Brussel ontstaan nieuwe initiatieven, onder meer op het gebied van hechting in de eerste levensjaren. Als hechting moeilijk loopt, hebben we de expertise van de geestelijke gezondheidszorg nodig. Onze medewerkers moeten in staat zijn om signalen op te vangen. En dan zou het bijvoorbeeld perfect kunnen dat een expert geestelijke gezondheidszorg aanwezig is in het consultatiebureau van Kind en Gezin in het kader van vroegdetectie. Soortgelijke samenwerkingen kunnen we ook voor jongeren uitbouwen. De sector geestelijke gezondheidszorg werkt vandaag al outreachend, wat extra mogelijkheden geeft voor Wraparound Care. Dat zit nog in de pijplijn. Zo zijn er tientallen mooie projecten om samen te ontwikkelen.

Onze regioteamleden zien heel veel en kunnen heel veel doen, maar ik moet hen soms ook beschermen. Ze werken heel laagdrempelig, maar moeten daarvoor heel goed worden ondersteund. Ik wil niet dat ze opbranden. We bouwen vandaag dan ook aan multidisciplinaire teams, met naast de verpleegkundigen en de gezinsondersteuners ook aandacht voor de sociale en de pedagogische functie. Er is van alles aan het bewegen. De kansen zien is één ding, het allemaal kunnen bolwerken is een andere uitdaging.

Alsof dat nog niet volstaat, is Kind en Gezin – net als veel zorgorganisaties – ook volop bezig met een interne reorganisatie richting meer zelfsturing en gedeeld leiderschap. Dat was nodig?
We zien bij de gezinnen een toenemende complexiteit van de noden. Denk aan de asielcrisis waarmee we geconfronteerd worden. Tegelijk is er een tendens tot intersectoraal samenwerken. Beide uitdagingen vereisen openheid, flexibiliteit en wendbaarheid. Een hiërarchische structuur is daarvoor niet ideaal. Werken met leidinggevenden en afdelingen leidt tot terreinafbakening. Dat maakt het moeilijker om bruggen te slaan en om kansen te zien. Bovendien wil Kind en Gezin met één verhaal naar de gezinnen. Regioverpleegkundigen bezoeken mensen, maar als ze een vraag krijgen over kinderopvang of het Groeipakket, dan moeten ze die vragen ook kunnen capteren en intern goed doorverwijzen. Ik wil die interne schotten weg. Zelforganisatie doet een appel op de verantwoordelijkheid van elk individu. Een hiërarchische structuur houdt mensen klein. Talenten komen gemakkelijker bovendrijven in een zelforganiserende structuur.

Het is aan het management om het juiste kader aan te bieden, met duidelijke verwachtingen, indicatoren en doelstellingen. Binnen dat kader, waarover we uiteraard in dialoog gaan, krijgen de medewerkers alle ruimte. Dat geeft onze organisatie een nieuwe dynamiek. De medewerkers begrijpen en beseffen het belang van die verandering. Natuurlijk zorgt ze ook voor druk en onzekerheid, maar ze geeft tegelijk veel energie. We hebben 140 medewerkers gemobiliseerd om in scrumteams mee vorm te geven aan de open netwerkorganisatie. Vandaag al ervaar ik dat mensen minder vastzitten aan hun stoel of hun functie. Als ik een mooi project heb, kan ik daarvoor gemakkelijker dan vroeger de juiste mensen engageren. Die flexibiliteit is nodig. Ze creëert een enorme drive in de organisatie. Tegelijk ben ik ook wel bezorgd. Om de draagkracht van de medewerkers. We moeten zorgzaam omspringen met elkaar.

De invoering van de interne reorganisatie gaat gepaard met de introductie van het Groeipakket en met de fusie met het Agentschap Jongerenwelzijn. Niet bang voor te veel hooi op je vork?
De nieuwe organisatiestructuur gaat in op 1 januari 2019, maar we zijn er al twee jaar intensief mee bezig. Het wordt geen big bang, maar een gefaseerd verhaal. Bovendien wil ik het Groeipakket niet per se meteen in het nieuwe organisatiemodel dwingen. Waar het kan wel, maar waar meer tijd nodig is, zal ik die ook geven. Het belangrijkste is dat de geesten rijpen endat de mindset verandert. Die evolutie is volop bezig en groeit geleidelijk. Ik wil niets forceren.


KIND EN GEZIN WERKT SAMEN MET ZIEKENHUIZEN

Uit de conferentie De toekomst is jong sproot een belangrijk project voort in het kader van de strijd tegen sociale ongelijkheid. “Samen met alle betrokken actoren willen we een zorgtraject ontwikkelen voor kinderen van -negen maanden tot +zes jaar. Zorgnet-Icuro werkt daaraan mee, net als gynaecologen, vroedvrouwen, de gezinszorg en de projecten kortverblijf en kraamzorg. In Leuven en Sint-Niklaas bekijken we om de zorgtrajecten al concreter in te vullen. Het is een ambitieus project, waarin we beter willen afspreken wie wat doet. Dat gaat van kraamzorg over psychosociale domeinen tot en met mondzorg. Alle aspecten komen aan bod. We proberen zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande initiatieven. Er bestaat veel aanbod, maar de afstemming kan beter. We zouden bijvoorbeeld in de prenatale periode een anamneserapport kunnen opmaken met de zwangere vrouw en zo alle noden in kaart brengen en vervolgens dispatchen.”

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: PETER DE SCHRYVER

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.