10/11/2020
Zorgbeleid Financiering Woonzorg

“Wij zijn de ‘underdogs’ van het ziekenhuis, maar ons werk is zeer uitdagend”

GERIATRIE IN VLAANDEREN

"Wij zijn de 'underdogs' van het ziekenhuis, maar ons werk is zeer uitdagend"

November 2020

Ze kwam via een omweg in de geriatrie terecht, maar sinds heel Vlaanderen haar leerde kennen in Topdokters, is dr. Ann Vandenbroucke een van dé ambassadeurs van haar vak geworden. “Ons werk lijkt misschien minder heroïsch dan dat van een hartchirurg, maar wij kunnen ook grote veranderingen realiseren.”

Waarom bent u geriater geworden?

“Als 18-jarige zag ik mijzelf in een mantelpakje het vliegtuig opstappen en grote contracten afsluiten, daarom ben ik voor handelsingenieur gegaan. Ook vanuit het idee om ooit in het familiebedrijf van mijn grootouders, en later mijn ouders, te stappen. Maar in mijn tweede kandidatuur schrok ik op 10 maart ’s nachts ineens wakker en sprong ik uit bed met een eureka-gevoel: ik moest en zou arts worden. Na de eerste zit handelsingenieur - want ik wou per se mijn jaar afwerken - heb ik één week vakantie genomen en nadien ben ik bij oma en opa aan zee beginnen blokken voor de vakken van geneeskunde. In tweede zit heb ik drie examens afgelegd en daarna begon ik aan een zeer pittig jaar, een combinatie van de eerste en tweede kandidatuur geneeskunde. De keuze voor geriatrie nam ik op een soortgelijk aha-moment op een balkon in Zwitserland, waar ik een jaaropleiding volgde. Ook toen voélde ik ineens dat ik niet anders kon dan geriater worden. Ik wou mij met de mens in zijn geheel bezighouden en niet enkel met de onderdelen op zich. Maar wellicht heeft ook de sterke band met mijn grootouders meegespeeld: zij maakten deel uit van het gezin en zijn tot hun allerlaatste moment heel actief gebleven.”

Hoe hebt u de geriatrie doorheen uw carrière zien evolueren?

“Ik heb in het begin vaak het gevoel gehad dat geriaters de ‘underdogs’ van de geneeskunde waren. Specialisten uit andere disciplines keken vaak wat neerbuigend naar ons, alsof wij enkel handjes schudden. Hun mening veranderde vaak pas als hun eigen ouders op onze afdeling belandden. Maar er is doorheen de jaren gelukkig wel veel veranderd. Vroeger had elk ziekenhuis een internist die wat geriatrie deed, terwijl je nu bijna overal volwaardige afdelingen vindt. Vroeger was geriatrie vaak de dienst waar mensen langdurig verbleven in afwachting van een plaats in een woonzorgcentrum, nu is het een semi-intensieve dienst geworden met veel acute pathologie en een hoge turnover. Wat ons ook bijzonder maakt, is dat we een eigen revalidatiecentrum hebben met kine en ergo op maat van de oudere. Dat is logisch, want onze grootste doelstelling is mensen zo snel mogelijk weer op de been te krijgen. Vandaar dat patiënten bij ons altijd in dagkledij rondlopen, niet in pyjama. En we hebben een eigen restaurant met kleine en grotere tafels, waar de patiënten zelf kiezen waar ze zitten en wat ze eten. In de voormiddag komen ze praktisch niet op hun kamer, in de namiddag is er bezoek en zijn er allerlei activiteiten zoals bakken, muziek en dans, knutselen, gezelschapsspelen… Veel mensen denken dat dit een grijze, grauwe afdeling is, maar dat is absoluut niet het geval.”

“Vroeger liepen in het ziekenhuis veel einzelgängers rond die geen inmenging duldden en alles zelf wilden beslissen. Maar voor mij maakt het niet uit wié de patiënt beter maakt. Zolang hij maar beter wordt.”

Is dat ook de reden waarom er zo’n tekort is aan geriaters en geriatrisch verpleegkundigen?

“Onbekend is onbemind. Stagiairs komen geregeld met tegenzin op de afdeling toe, maar uiteindelijk zijn ze altijd verwonderd  dat het hier zo interessant en plezant is. En zeer uitdagend, omdat we met veel verschillende pathologieën worden geconfronteerd: hartfalen, diabetes, nierinsufficiëntie, Parkinson, depressie, dementie… Vaak zijn de dingen ook niet wat ze lijken. De kliniek is bij ouderen veel vager. Bij verwardheid denkt iedereen meteen aan dementie, maar het kan net zo goed wijzen op urineretentie of een infectie. 

 

En ons werk lijkt misschien minder heroïsch dan dat van een hartchirurg, maar ook wij kunnen grote veranderingen realiseren. Vaak kan een kritische blik op de uitgebreide medicatielijst al wonderen verrichten. Onze eerste prioriteit is om zieke mensen door de acute fase te halen, maar ook om hun zelfredzaamheid te vergroten. We proberen zoveel mogelijk mensen terug naar huis te krijgen. Maar bij twijfel gaat de ergotherapeut mee naar huis, om een zorgplan op maat te maken, met praktische aanpassingen en professionele hulp. Natuurlijk zijn er ook patiënten die na hun verblijf (terug) naar het woonzorgcentrum gaan, maar ook daar geldt: hoe zelfstandiger, hoe beter.

Ook het financiële speelt wellicht een rol bij artsen die twijfelen over geriatrie. Wij werken minstens even hard als andere specialisten, maar in plaats van technische prestaties moeten wij veel tijd investeren in teamvergaderingen, gesprekken met de familie, evaluatie van de thuissituatie… Heel boeiend en noodzakelijk, maar het brengt helaas niets op. De verloning in de geneeskunde is echt wel aan herziening toe. En ook onze verpleegkundigen verdienen een beter loon. Al wil ik in de eerste plaats pleiten voor meer personeel: wij lopen op de afdeling allemaal de benen van onder ons lijf en toch hebben we vaak het gevoel dat we tekortschieten.”

De geriatrie streeft  naar een holistische aanpak. Is dat niet belangrijk voor élke patiënt?

“Absoluut. Maar helaas bekijkt niet elke arts-specialist dat op die manier. Als iemand naar de cardioloog gaat met een slecht gevoel, maar zijn hart werkt prima, dan gaat hij vaak naar huis - mét dat slecht gevoel. Wij streven ernaar om de verschillende systemen in balans te brengen, hoe wankel dat evenwicht soms ook is. Daarom is samenwerking tussen verschillende disciplines cruciaal. Binnen onze afdeling - met een psychologe, sociaal assistent, ergotherapeut, kinesist, logopedist en diëtist… - maar ook met artsen van andere afdelingen. Ik bel regelmatig met de cardioloog, pneumoloog, chirurg, orthopedist en bacterioloog om te overleggen. Vroeger liepen in het ziekenhuis veel einzelgängers rond die geen inmenging duldden en alles zelf wilden beslissen. Maar voor mij maakt het niet uit wié de patiënt beter maakt. Zolang hij maar beter wordt. In ons ziekenhuis hebben we bijvoorbeeld een multidisciplinair geheugencentrum, waar de geriater samenwerkt met een neuroloog en een psychiater. Met zijn drieën kom je gewoon tot een sterkere diagnose.”

Jullie worden ook veel geconfronteerd met patiënten met dementie. Hoe is hun behandeling geëvolueerd? 

“Wij hebben het grote voorrecht om in het ziekenhuis een dienst psychogeriatrie te hebben: een gesloten afdeling waar vooral patiënten met wegloopgedrag terechtkomen, of met gedragsproblemen. Die is zeer innovatief, ook qua architectuur: patiënten kunnen er niet weg, maar hebben ook niet het gevoel dat ze opgesloten zitten. Aan de achterkant van de afdelingsdeur is bijvoorbeeld de illusie van een boekenkast gecreëerd, waardoor ze niet staan wachten tot de deur opengaat. En al het personeel is er opgeleid om op creatieve en inventieve manieren de patiënten te bereiken, te kalmeren en hun levenskwaliteit te verbeteren.”

“Geneeskunst is meer dan pilletjes voorschrijven. Soms moet je als arts zelf een beetje het medicament zijn voor je patiënten.” 

Door Covid-19 was er ineens meer aandacht voor ouderenzorg. Zijn ouderen in deze crisis correct behandeld, vindt u?

“In het begin niet echt, vrees ik. Er was aanvankelijk vooral aandacht voor de ziekenhuizen, vanuit een grote angst voor Italiaanse en Spaanse toestanden. De overheid wilde een soortgelijke ramp voorkomen. Daardoor zijn de woonzorgcentra aan hun lot overgelaten. Er was een gigantisch gebrek aan personeel, beschermings- en testmateriaal en kennis. Ik heb me ongelofelijk kwaad gemaakt in die periode, ik zat vaak te vloeken voor mijn televisie. De schrik zit er ondertussen goed in bij de woonzorgcentra. Nu het aantal besmettingen weer fors stijgt, moeten we uiteraard waakzaam zijn. Maar we mogen nooit de menselijkheid uit het oog verliezen: voor ouderen zijn isolatie en eenzaamheid ook zeer schrijnend. En hoe hard het personeel ook zijn best doet, ze komen handen tekort en hebben vaak niet de tijd om naast hen te gaan zitten en eventjes een babbeltje te slaan.”

Sinds Topdokters kent heel Vlaanderen u als de immer vrolijke en amicale geriater. Hebt u dat optimisme weten te behouden tijdens de coronacrisis?

“In het begin was ik bang om het virus binnen te brengen op onze afdeling. Maar uiteraard bleef humor ondanks de angst heel belangrijk: als ik op de afdeling met een beteuterd gezicht zou rondlopen, hoe zouden mijn patiënten zich dan beter kunnen voelen? Ik blijf er altijd volledig voor gaan. Als het vuur stopt met branden, kan ik beter helemaal ophouden. Maar dat zie ik nog niet meteen gebeuren. Zo heb ik mezelf voor mijn veertigste verjaardag een privépraktijk cadeau gedaan: een appartement, heel huiselijk ingericht, waar ik op vrijdagnamiddag mensen ontvang die te bang zijn voor artsen of ziekenhuizen. Vaak kom ik vol stress aan - na een hectische week in het ziekenhuis - maar tegen ’s avonds kan ik weer de hele wereld aan. Ik luister naar mensen, hun bloeddruk en pols leren mij soms meer dan vele onderzoeken en ik bekijk hun medicatielijst kritisch: méér moet dat soms niet zijn. Ze vertrekken weer vol moed en vertrouwen en dat geeft je voldoening. Geneeskunst is meer dan pilletjes voorschrijven. Soms moet je als arts zelf een beetje het medicament zijn voor je patiënten.“

 

TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK • BEELD: PETER DE SCHRYVER

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.