08/07/2020
Woonzorg

“We zijn geen helden, we willen vooral geven wat we later ook graag zelf zouden krijgen”

ROEL DUPONT (WZC FLOORDAM) OVER DE TOEWIJDING VAN HET PERSONEEL IN DE WOONZORGCENTRA

“We zijn geen helden, we willen vooral geven wat we later ook graag zelf zouden krijgen”

8 juli 2020

Je kon er niet omheen. De voorbije dagen werd in diverse media gewag gemaakt van de ‘schrijnende toestanden in de woonzorgcentra’. Aanleiding was een rapport door de Vlaamse Ombudsdienst. Als woningverantwoordelijke van twee woningen met in totaal 32 oudere bewoners binnen woonzorgcentrum Floordam doet het mij pijn deze verhalen te lezen. Ik kan die verhalen niet ontkennen, noch bevestigen. Ik kan alleen vertellen, dat het er bij ons helemaal anders aan toe gaat.

Net als nagenoeg iedereen werden ook wij verrast door het coronavirus. Niemand van ons had een half jaar geleden kunnen denken dat 2020 in vette letters in de geschiedenisboeken zou komen te staan. De impact op onze job, onze bewoners en hun familie is enorm geweest. De littekens zijn nog steeds zichtbaar. Ook de onzekerheid over de toekomst knaagt nog elke dag want dit is niet iets wat we nog eens willen meemaken. In dit relaas doe ik uit de doeken, hoe deze ramp door ons leven, ons tot in de puntjes toe georganiseerde en min of meer onbezorgde leven, is getrokken en als een orkaan sporen van vernieling heeft achtergelaten.

De berichten die begin maart in de media verspreid worden zijn zowel alarmerend als geruststellend. Sommige kanalen zijn eerder sceptisch over de mogelijke gevolgen van wat in China gaande is, terwijl anderen de ergste doemscenario’s voor ogen hebben. Ook al hebben we in ons WZC sterke teams en een ondersteunende directie, als het virus dan toch ons land bereikt, zijn ook wij niet klaar voor de strijd. Het ontbreekt ons aan essentiële materialen, ook al zijn we ons daar nog niet helemaal van bewust. Want zowel de politieke als de wetenschappelijke wereld blijven informatie de wereld in sturen die zeer verwarrend en onduidelijk is. Zo zouden mondmaskers weinig tot geen zin hebben, en wordt het afgeraden deze te gebruiken.

“Onze visie waarbij we bewoners zoveel mogelijk inspraak willen geven, moeten we nu bij momenten aan de kant schuiven. Personeel struikelt en wankelt, er vallen al eens woorden, maar we dobberen niet doelloos rond op een woelige oceaan. We varen een rechte koers, ook al worden we af en toe stevig door elkaar geschud.”

Dag na dag wint de epidemie aan kracht en ook wij worden niet gespaard. We gaan over tot verregaande maatregelen: een (gedeeltelijke) lockdown, de familie wordt geweerd uit onze woningen,… Deze laatste maatregel wordt ons door de overheid opgelegd. We moeten volgen, we hebben weinig of geen keuze en het feit dat er bewoners en personeel besmet zijn met Covid-19 sterkt ons in de idee dat we iedereen in Floordam maximaal moeten beschermen. We zien beelden op de televisie van ziekenhuizen waar verzorgende teams met mondmaskers, spatbrillen, beschermende pakken zwaar zieke mensen verzorgen. Ondertussen zijn wij het wachten beu, er werd ons beloofd dat er ‘snel’ getest zou kunnen worden in de woonzorgcentra, maar wachten is geen optie meer. We organiseren het zelf, met de hulp van onze directie en onze coördinerende arts wordt iedereen, zowel personeel als bewoners, getest. We botsen op labo’s, de beste en meest gerenommeerde van het land, die onze testen als niet-dringend beschouwen, en sommige uitslagen laten een week op zich wachten. Toch lezen we dagelijks in de media dat er voldoende testcapaciteit is, en dat de woonzorgcentra prioriteit zullen krijgen. Niets is minder waar. De tegenstrijdige berichten in de media blijven de ronde doen, een ziekte van deze social media tijden?

We richten een volledige woning in als Covid-afdeling, we verliezen dierbare bewoners en zien nog meer personeel besmet geraken. Sommigen zijn ernstig ziek en kunnen niet komen werken. Anderen zijn besmet en hebben geen symptomen, maar bieden zich aan om te blijven werken in de Covid-woning. Ondertussen weten onze bewoners amper wat hen overkomt, we proberen hen te informeren. Sommigen begrijpen het, andere niet of nauwelijks. Zij lezen geen kranten meer, luisteren niet naar het radionieuws, of kijken niet langer naar de journaals omdat ze het niet meer kunnen. Zij moeten het doen met de informatie die wij hen geven. Een mengelmoes van dingen die we zelf lezen, die ons opgelegd worden door de overheid, en die we veronderstellen. Ook wij zien verdriet en eenzaamheid bij onze bewoners, maar ze staan er op geen enkel moment alleen voor. Na de screening op Covid-19, volgen de meest pijnlijke dagen, alle bewoners krijgen kamerarrest. We moeten immers kost wat kost de verspreiding van het virus voorkomen en wachten tot alle resultaten binnen zijn. Eens de resultaten er zijn, hebben we duidelijkheid. Maar na een dag of drie neemt de onzekerheid alweer toe, want we zijn enkel zeker van een negatieve of positieve uitslag op de dag van de staalafname, en niet meer op vandaag.

“We voelen ons geen helden, we doen ons werk, maar merken dat we meer zouden kunnen doen als we meer middelen zouden hebben gehad. Meer personeel en betere voorwaarden om deze job uit te oefenen, zou de mensen waar wij zorg voor dragen, ten goede komen.”

We doen er alles aan om families contact te laten hebben met de bewoners, we organiseren raambezoeken, skypemomenten, sturen kaartjes naar families, extra mailtjes, telefoontjes, … We zien mensen van 90 jaar via de tablet praten met hun zoon of dochter, verbaasd dat zoiets mogelijk is, maar algauw wordt het een gewoonte voor sommigen. Alsof ze nooit anders gekend hebben. Het gemis wordt er niet minder op, want al die dingen vervangen geen fysiek contact, waarbij nog maar eens blijkt hoe belangrijk intimiteit en een knuffel zijn. Toch houden we met zijn allen vol, we hebben immers geen keuze.

Het personeel voelt de steun van de directie, die alles in het werk stelt om deze situatie de baas te kunnen. Ook voor hen is deze situatie nieuw. Ze moeten moeilijke beslissingen nemen die ook ethisch beladen zijn en in sommige gevallen heel hard indruisen tegen onze visie, waarbij we bewoners zoveel mogelijk inspraak willen geven. Die visie moeten we nu bij momenten aan de kant schuiven, personeel struikelt en wankelt, er vallen al eens woorden, maar we dobberen niet doelloos rond op een woelige oceaan. We varen een rechte koers, ook al worden we af en toe stevig door elkaar geschud. We helpen elkaar, praten met elkaar, we voelen ons meer dan ooit verbonden, ook met onze bewoners, waarmee we al een nauwe band hadden.

In de Covid-woning strijden ze ondertussen heel dapper voort, we zien collega’s dingen doen, die we niet voor mogelijk houden. Ze blijven ervoor gaan, ze geven alles wat ze kunnen. Maar nooit zijn er onmenselijke toestanden, wel zien we dat bewoners, veel van hen met een vorm van dementie, niet begrijpen wat er aan de hand is. Het is lastig omdat het zo moeilijk uit te leggen is.

“Familie mag nu, indien ze dat willen, zonder mondmasker op de kamer, wij als zorgpersoneel moeten ons mondmasker wel nog acht uur per dag aanhouden. Als je de richtlijnen volgt zoals het hoort, zonder de buitenkant aan te raken, enkel afzetten om te eten of te drinken,… is dat niet evident.”

Onze aanpak is er een op maat van ons woonzorgcentrum, de richtlijnen die we dienen te volgen zijn vooral voorzien voor klassieke centra waar met grote afdelingen gewerkt wordt. Onze directie en onze verantwoordelijken moeten constant een vertaling maken om alles werkbaar te houden.
Van de buitenwereld krijgen we veel steun, we worden helden genoemd en krijgen applaus. We voelen ons geen helden, we doen ons werk, maar merken dat we meer zouden kunnen doen als we meer middelen zouden gehad hebben. Meer personeel, niet alleen in deze tijden van corona, en betere voorwaarden om deze job uit te oefenen, zou de mensen waar wij zorg voor dragen, ten goede komen. Ooit zullen wij het zijn die hulp of verzorging nodig hebben, en velen van ons beseffen dat.

Elke dag meten we tweemaal onze lichaamstemperatuur, bij het begin van de werkdag en aan het einde. Veel levert het niet op, enkel veel registratiewerk, en als je het mij vraagt verhoog je het besmettingsgevaar, want wie zijn handen niet goed ontsmet na het aanraken van de voorhoofdsthermometer, geeft het virus mogelijk door. Maar we doen wat ons opgelegd wordt, want het is verplicht tijdens deze piek.

Na de lockdown volgen de ‘versoepelingen’. Ze zijn welkom, maar het is niet evident. We moeten even slikken. Elke bezoeker betekent een potentieel risico, daar zijn we ons van bewust. Ook wij, als zorgpersoneel, houden ons al weken aan de richtlijnen, “we blijven in ons kot”. We weten waarom, maar weet de buitenwereld het ook? We zullen moeten loslaten. Want het is zo tegennatuurlijk om mensen van elkaar weg te houden. Toch hebben we het gevoel dat we heel hard zullen moeten sensibiliseren. Ook wij zien in onze privésituatie, als we winkelen of over straat lopen, de gekste dingen. Van het ene uiterste, mensen die altijd en overal beschermd rondlopen, tot het andere uiterste, zij die zich geen bal aantrekken van het virus en doen alsof er niets aan de hand is.

“De omkadering in een woonzorgcentrum is nu eenmaal minder dan in een ziekenhuis, de verantwoordelijkheid is des te groter. Wij hebben niet altijd een arts of een assistent in de buurt om advies te vragen, wij zijn afhankelijk van de bereikbaarheid van huisartsen en moeten zelf inschatten of we hen laten komen of niet.”

Eens het zover is, zijn we blij om weer mensen te ontvangen; het maakt ons blij te zien hoe goed het onze bewoners doet om hun geliefden weer van dichtbij te zien. Eerst nog met mondmasker, niet veel later is ook dat niet meer verplicht. Familie mag nu, indien ze dat willen, zonder mondmasker op de kamer, wij als zorgpersoneel moeten dit acht uur per dag aanhouden. Als je de richtlijnen volgt zoals het hoort, zonder de buitenkant aan te raken, enkel afzetten om te eten of te drinken,… is dat niet evident. Wij mogen voorlopig niet mee versoepelen, dat zijn de richtlijnen van Zorg en Gezondheid.

Ondertussen merken we dat er in heel Europa bezorgdheid is over de werkomstandigheden van het verzorgend personeel. In Nederland wil men iedereen een premie van duizend euro uitkeren. In België krijgt het federaal zorgpersoneel, voornamelijk personeel in de ziekenhuizen, een premie van driehonderd euro om uit te geven in de horeca. Het personeel van onder andere de woonzorgcentra valt voorlopig uit de boot want zij vallen onder de Vlaamse regering en daar werd het voorstel voor de premie weggestemd. Er gaan stemmen op die zeggen dat er structureel iets moet veranderen, dat er meer personeel moet komen, en dat de loonvoorwaarden beter moeten. In de zorg werken is immers niet te onderschatten. Concreet in mijn geval is dat zorg dragen voor tweeëndertig bewoners, met vier zorgkundigen ’s ochtends waarbij we iedereen op tijd helpen met het ochtendtoilet, iedereen voorzien van zijn medicatie en ontbijt, en begeleiden naar het toilet,… het vraagt veel inspanningen. De omkadering in een woonzorgcentrum is nu eenmaal minder dan in een ziekenhuis, de verantwoordelijkheid is des te groter. Wij hebben niet altijd een arts of een assistent in de buurt om advies te vragen, wij zijn afhankelijk van de bereikbaarheid van huisartsen en moeten zelf inschatten of we hen laten komen of niet. Een huisbezoek kost geld, een hoest kan een onschuldige verkoudheid zijn of een sluimerende longontsteking. In het hospitaal nemen ze dan een foto van de longen of gebeuren er andere onderzoeken. Wij zijn aangewezen op ons buikgevoel en het advies van de arts.

Toch levert deze job veel dankbaarheid op, toch op de manier waarop wij mogen werken in Floordam. Aan onze bewoners geven wat zij zelf willen, zodat ze zichzelf kunnen blijven, althans zoveel mogelijk. Want we lopen vaak tegen grenzen aan, en moeten die dan ook inroepen waardoor we mensen teleurstellen omdat we niet kunnen bieden wat ze op dat moment nodig hebben. Bij ons zijn dat geen schrijnende verhalen van bewoners die op de grond in hun onderbroek zitten te wachten of mensen die al weken niet grondig meer werden gewassen, gelukkig maar. Wij moeten mensen soms wat langer laten wachten, omdat we niet overal tegelijk kunnen zijn, maar ook dat voelt niet goed. De mensen die bij ons verblijven hebben een hoge zorgnood, fysiek of mentaal, vaak beide. We verzorgen mensen met complexe ziektebeelden, en we zien hoe langer hoe meer dat er verwacht wordt dat we met onze beperkte middelen deze zorg moeten aankunnen.

De vakantiemaanden zijn aan de gang, en de eerste reacties van de collega’s die al verlof hebben, verraden dat ze geen echt vakantiegevoel ervaren zoals andere jaren. De afgelopen maanden waren zwaar, voor de ene psychologisch, voor de andere fysiek, voor sommigen beide. Twee tot drie weken verlof zijn welkom, maar het is ook snel weer voorbij. Dan val je weer in het ritme van één op twee weekends werken, en merk je dat er uiteindelijk nog maar weinig veranderd is. We zijn wijzer geworden, dat wel. We zijn alerter en een beetje bang. Maar we zijn vooral moe, want de werkdruk is nog steeds hoog en het verlof is snel vergeten. We staan weer met beide voeten op de grond, en een premie zal ons gevoel en ons denken niet veranderen. Wat wij nodig hebben zijn handen, handen om onze bewoners te geven waar ze elke dag recht op hebben, een leven zoals jij en ik. Hoe kan je in godsnaam met vier personeelsleden aan tweeëndertig mensen geven wat ze nodig hebben?
Begrijp me niet verkeerd, in Floordam, hebben we vaak meer dan die vier collega’s en kunnen we daardoor veel bereiken. Dat kan je ook zien, aan wat we de afgelopen jaren gepresteerd hebben. Maar de enige reden waarom we soms boven die norm van vier collega’s uitkomen is omdat onze directie meer personeel inzet en er zelf voor bijbetaalt, daarvoor krijgen we geen financiële compensatie van de overheid.

Het kan altijd slechter, maar dat wil niet zeggen dat het niet beter mag worden. We zijn geen helden, we doen onze job met liefde, en we willen vooral geven wat we later ook graag zelf zouden krijgen.
Dit relaas kent helaas geen besluit, er volgt geen vraag, het is gewoon wat ik vandaag even kwijt wilde omdat het door mijn hoofd spookt en het een weg naar buiten zocht.

 

TEKST: ROEL DUPONT

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.