29/09/2020
Communicatie Woonzorg

Sociaal contact in de ouderenzorg

LESSONS LEARNED: SOCIAAL CONTACT IN DE OUDERENZORG

"Bewoners die vaker videobellen ervaren minder eenzaamheid en depressieve gevoelens"

Oktober 2020

Om te vermijden dat hun bewoners tijdens de lockdown eenzaam en depressief zouden worden, experimenteerden woonzorgcentra met sociaal-verbindende interventies. Professor Jessie Dezutter (KU Leuven), gespecialiseerd in zinbeleving bij ouderen, deed wetenschappelijk onderzoek naar de effecten.

Waarom dit onderzoek?
“Toen de lockdown begon, was ik bezig aan een andere studie, over de mate waarin bewoners van woonzorgcentra kampen met existentiële stress. Door de ons allen bekende omstandigheden moest ik dat onderzoek stopzetten. Maar ik kreeg heel wat bezorgde mails en telefoons van de deelnemende woonzorgcentra: ze zagen hoe hun bewoners erg verdrietig, angstig en warrig werden door de sociale isolatie. Heel wat hulpverleners probeerden sociaal-verbindende interventies op te starten om eenzaamheid en depressie tegen te gaan, maar deden dat zonder veel wetenschappelijke basis. Ze investeerden daarin veel tijd, maar hadden geen idee over de effecten. Ik heb toen met veel betrokkenen gepraat over die verschillende interventies, en besloot een studie op te starten over de invloed van die interventies op eenzaamheid, depressie en zinbeleving.” 

Over welke interventies ging het precies?
“Uiteindelijk heb ik er acht kunnen oplijsten, die dan nadien in vragenlijsten zijn gegoten. De eerste vijf zijn interacties met een geliefd persoon, een familielid bijvoorbeeld. Het gaat om traditionele telefoongesprekken, “raambellen” (telefoneren terwijl je elkaar door het raam kunt zien), videobellen (via Skype of Whatsapp bijvoorbeeld), een filmpje bekijken dat door een geliefd persoon is opgenomen en brieven of kaartjes ontvangen. En daarnaast waren er nog de groepsactiviteiten georganiseerd door de voorziening zelf, duo-activiteiten in de voorziening (een praatje slaan met de buurvrouw, met een verpleegkundige door de gang wandelen…) en ten slotte de gesprekken met een zorgverlener in de voorziening.”

Vooral videobellen bleek erg zinvol. Verraste u dat?
“Dat bleek inderdaad een significante invloed te hebben: bewoners die vaker videobellen ervaren minder eenzaamheid en depressieve gevoelens. Dat verbaasde me inderdaad wel een beetje, omdat het toch heel anders is dan fysiek contact. Bovendien is de populatie in woonzorgcentra doorgaans niet zo vertrouwd met digitale communicatie. Maar het is in elk geval goed nieuws, omdat veel woonzorgcentra dat probeerden te ondersteunen en het ook vrij haalbaar is.”

“Er zijn trouwens eerdere Aziatische studies die dat verband ook aantonen. Daar woont de familie van bewoners vaak ver weg, waardoor videobellen ook in normale omstandigheden geregeld gebeurt. In die studies is overigens wel aangetoond dat ‘fysiek’ bezoek een nog grotere buffer vormt tegen eenzaamheid en depressie. Maar videobellen komt op de tweede plaats - vóór traditioneel telefoneren en brieven. Dat is ergens wel logisch, omdat er bij videobellen ook non-verbale informatie wordt gedeeld. En die is nu net nodig om een gevoel van verbondenheid op te wekken.”

Welke interventies waren nog doeltreffend?
“Vooral bij groeps- en duo-activiteiten in de voorziening zagen we een duidelijk statistisch verband met eenzaamheid. Met depressieve gevoelens helaas niet. Maar voor alle duidelijkheid: hoewel depressie vaak gelinkt is aan eenzaamheid, kunnen we niet spreken van een één-op-één-verband. Mensen die zich eenzaam voelen, hebben een verhoogd risico op depressie, maar ze zijn er niet toe voorbestemd. In ieder geval is het voor woonzorgcentra heel zinvol om dit soort activiteiten te organiseren. Ze hoeven trouwens niet veel moeite of geld te kosten. Uit een open vraag in het onderzoek (‘Wat doet u vooral deugd in deze periode?’) bleek dat de bewoners niet per se naar complexe activiteiten verlangden. Ze waren al heel blij met een babbeltje met de buur, een korte wandeling op de gang of samen koffiedrinken. Zulke basisactiviteiten kunnen delen met een andere persoon heft al een groot deel van de eenzaamheid op. Acht op de tien deelnemers aan het onderzoek verwezen bij die vraag naar het belang van contact met andere bewoners. We weten natuurlijk dat er tijdens de lockdown zeer veel druk op het personeel lag, waardoor de zorg misschien niet altijd even gemoedelijk verliep. Dat maakte dat contact met medebewoners waarschijnlijk extra waardevol.”

Bij videobellen wordt ook non-verbale informatie gedeeld. En die is nu net nodig om een gevoel van verbondenheid op te wekken.

Waren er ook interventies zonder enig effect?
“Ja. Maar dat heeft grotendeels te maken met het beperkt aantal deelnemers aan het onderzoek: slechts 74 bewoners. Bij een grotere groep zouden we misschien wel statistische effecten hebben gezien. Maar uit dit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat videofilmpjes van geliefde personen bekijken niet of nauwelijks samenhangt met eenzaamheid of depressie. Waarschijnlijk komt dat door een gebrek aan interactie: als kijker ben je veeleer een buitenstaander, je voelt je niet verbonden. En nog opvallender: ‘raambellen’ leverde een ‘omgekeerd’ verband op. Wie dat had gedaan, rapporteerde juist méér eenzame gevoelens. Dat valt mogelijk te verklaren doordat de geliefden op zo’n moment heel dichtbij zijn, maar elkaar toch niet kunnen aanraken. Maar nogmaals: we hadden maar een beperkt aantal deelnemers én ‘raambellen’ gebeurde maar heel zelden, waardoor ik hierover geen conclusies durf te trekken.”

Wat kunnen woonzorgcentra hieruit leren?
“Het lijkt me een goed idee om videobellen te integreren in de dagelijkse zorg. Uiteraard moet je mensen niet forceren: wie niet wil, zal er ook weinig positiefs uithalen. In die zin kan onze studie misschien deels vertekend zijn: bewoners met zware depressieve gevoelens voelden zich waarschijnlijk niet aangesproken om deel te nemen. Maar ik zou hulpverleners wel aanraden om bewoners goed te informeren en te helpen. Veel ouderen voelen zich niet vertrouwd met moderne communicatie, zoals videobellen. Door hen duidelijk uit te leggen hoe het verloopt, of door andere bewoners hun ervaringen te laten delen, kan die drempel verlagen.”

“Daarnaast zou ik een warme oproep willen doen om de individuele quarantaine, waarbij bewoners niemand meer zien behalve hulpverleners, zoveel mogelijk te vermijden. Ik heb daar zoveel schrijnende verhalen over gehoord. Het kan misschien een idee zijn om te werken met kleine bubbels van twee personen, voor bewoners die daaraan behoefte hebben. Er moet altijd een evenwicht worden gevonden tussen de bescherming van de fysieke gezondheid enerzijds, en het psychisch welzijn anderzijds. Veel bewoners snakten naar contact met medebewoners, zelfs al wisten ze dat daar risico’s aan verbonden waren. Maar ik vrees dat de stem van bewoners te weinig is gehoord tijdens deze crisis.”

Komt er nog een vervolg op deze studie?
“Een deel van de data, rond het effect van sociaal-verbindende interventies op zinbeleving, moet ik nog verwerken. Daarover verschijnt nog een tweede deel van dit rapport. Aanvankelijk was het ook de bedoeling om de deelnemers na het opheffen van de bezoekrestricties opnieuw te bevragen. Maar dat bleek gezien de omstandigheden nogal naïef: in heel wat woonzorgcentra zijn nu al opnieuw restricties. Ik heb van verschillende voorzieningen nu wel de vraag gekregen om een gelijkaardige studie uit te voeren op bredere schaal, met nog meer onderzoeksvragen. Hulpverleners maken zich nog steeds ernstige zorgen over het psychisch welbevinden van hun bewoners. Ik hoop dat het mogelijk zal zijn, maar dan moet ik de garantie krijgen dat genoeg voorzieningen en bewoners willen en kunnen deelnemen. Tijdens de chaos van de lockdown was dat zeker niet evident: ik ben dus héél dankbaar dat enkele voorzieningen dat toch hebben gedaan. De bewoners die toen hebben deelgenomen, waren trouwens zeer positief over hun deelname. Het voelde voor hen heel zinvol om een uitgebreid gesprek te kunnen hebben over iets wezenlijks als eenzaamheid. Dat was zeker een positieve nevenwerking van deze studie. Hopelijk kunnen we hier snel een vervolg aan breien.”

Het volledige rapport van Jessie Dezutter kan u hier lezen. 

TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK • BEELD: JAN LOCUS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.