11/03/2018
Financiering Woonzorg

Appeltje voor de dorst is goed, maar durf ook te investeren

11 maart 2018

HOOFDECONOOM GEERT GIELENS VAN BELFIUS BANK

APPELTJE VOOR DE DORST IS GOED, MAAR DURF OOK TE INVESTEREN


WIE IS GEERT GIELENS?

Geert Gielens is Chief economist en hoofd van het Research team van Belfius Bank. Hij is tevens visiting professor aan de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel. Hij was voordien gedurende enkele jaren ook lesgever aan de

KU Leuven. Geert is momenteel fellow van het Hogenheuvelcollege van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven. Hij behaalde een doctoraat aan de KU Leuven en is auteur van een aantal wetenschappelijke publicaties. Hij wordt vaak gevraagd als spreker in verband met de economische toestand van het land. Vóór zijn huidige positie werkte Geert een 15-tal jaren in de financiële markten.


Precies tien jaar geleden brak wereldwijd de financieel-economische crisis uit. Nu lijkt er eindelijk licht aan het einde van de tunnel. De economische vooruitzichten ogen goed. Is dat ook werkelijk zo? Hoe optimistisch mogen we zijn? En vooral: wat betekent dat voor de ziekenhuizen en de woonzorgcentra? We gingen voor heldere antwoorden langs bij hoofdeconoom Geert Gielens van Belfius.

Na tien jaar crisis: hoe staat het vandaag met de economie?
Geert Gielens: De financieel-economische crisis heeft niet overal even hard toegeslagen. De Verenigde Staten zijn sneller uit het dal geklommen dan Europa. In de VS zijn er nauwelijks of geen vangnetten. De crisis was er keihard maar kort. In Europa laten we geen extreme crisis toe, waardoor het allemaal wat trager gaat. Het voordeel is dat de gewone mensen meer gespaard blijven, het nadeel is dat de crisis langer aansleept. Wereldwijd was er sprake van een banken- en een vastgoedcrisis, maar in Europa kwam daar een overheidscrisis bij. Daarmee hadden twee pijlers van onze economie het hard te verduren: de financiële instellingen die werken op vertrouwen en dat vertrouwen zagen wegsmelten; en de overheid die in een aantal landen failliet dreigde te gaan. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht van de overheid die banken moet redden, waardoor de overheid nog meer in de problemen komt, enzovoort. Spanje is gered door Europa. Griekenland, waar bovendien sprake was van wanbeheer door de overheid, ook. En Portugal, Italië… We zijn echt wel door een heel diepe crisis gegaan. Zowat alle banken zijn gered moeten worden door hun overheid. De werkloosheid was hoog, het vertrouwen om te investeren was helemaal zoek. Om dat vertrouwen te herstellen, is het besparingsbeleid wat minder strak geworden, zijn de rentes verlaagd en hebben landen structurele maatregelen genomen, waaronder meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Zo is stilaan het vertrouwen gegroeid. Vorig jaar boekte ons land een groei van gemiddeld 1,7%, vooral dankzij de lagere werkloosheid. Ook Europa klimt nu uit het dal. En het mooie is dat die opwaartse beweging in de hele wereld plaatsvindt: in de VS, China, Japan, Brazilië… We spreken dan van een synchrone groei, die goed onderbouwd is.

Toch staan we voor grote uitdagingen. De digitalisering bijvoorbeeld. We zien meer en meer leegstaande winkels door de groei van online aankopen. Dat zijn verschuivingen op de arbeidsmarkt. We zullen ons flexibel moeten blijven aanpassen. Dat is nooit gemakkelijk. De overheidsschuld is in 2016 gedaald tot 105,7% van het BBP, maar de richtlijn van Maastricht is 60%. We staan daar nog ver van af. De evolutie dit jaar is goed. Stilaan profiteren we van het omgekeerde sneeuw­baleffect: de rente op de staatsschuld wordt kleiner dan de nominale groei ervan. Dat is een meevaller, die het iets gemakkelijker maakt. Toch blijven structurele hervormingen nodig. Het is cruciaal dat we mensen langer aan het werk krijgen, bij voorkeur in de privésector. Daarom moet de kostprijs van arbeid verder omlaag. Arbeid is heel duur vandaag. Een nieuwe taxshift is nodig. Daarnaast moeten we de kansen die er zijn ook grijpen. Denk aan de e-commerce, waar ons land de boot compleet gemist heeft. We kopen met zijn allen massaal online bij Nederlandse bedrijven. Dat is slecht voor onze Belgische economie. Alles wat met digitalisering te maken heeft, kan dezelfde kant uitgaan. Hopelijk maken we in ons land niet nog eens dezelfde fout.

ZIEKENHUIZEN ONDER DRUK

Laat ons eens naar de zorgvoorzieningen kijken. Hoe hebben die de crisis doorstaan?
Ziekenhuizen draaien op overheidsgeld. Ze hebben weinig eigen inkomsten: een beetje uit de cafetaria, de parking en dat is het. De overheid heeft budgettaire problemen en dat zal niet snel veranderen. In Nederland heeft men voor de korte pijn gekozen: twee tot drie jaar fel afzien en dan weer groeien. Wij kiezen om het geleidelijk aan te doen. Wat beter is? Dat is moeilijk te zeggen. Maar dat ook onze overheid verder moet besparen, is wel duidelijk. Vergeet niet dat Nederland elk jaar enkele miljarden inkomsten haalt uit gaswinning. Dat hebben wij niet.

Nu, het is gemakkelijk om opinies te verkondigen, maar de uitvoering is bijzonder complex. Leven we boven onze stand? We hebben nochtans allemaal het gevoel dat we meer moeten investeren in onderwijs, dat we iets moeten doen aan de armoede, dat onze wegen er erbarmelijk bij liggen… Je kunt besparen, maar als de tunnels in de hoofdstad beginnen in te storten en het verkeer in het hele land stilstaat door de files, dan kan je niet zomaar toekijken. Onze infrastructuur heeft een enorme impact. Zowat 8% van ons BBP realiseren we dankzij de havens. Dat is gigantisch veel. Als de containers niet vlot uit de havens geraken, dan zullen andere havens daarvan profiteren, Rotterdam in de eerste plaats. We moeten dus iets doen aan de infrastructuur, we hebben geen andere keuze. Waar moeten we dan wel besparen? Het is echt niet eenvoudig.

geert gielens

Dat de ziekenhuizen hun uitgaven onder controle moeten houden en hun uitgavenpatroon moeten bijsturen, is duidelijk. Het vormen van netwerken is een goede stap, vooral omdat de overheid de ruimte laat om die bottom-up te laten groeien. De minister wil met de vorming van netwerken de kwaliteit verhogen, tegelijk levert het ook rationalisering en efficiëntie op. Daarnaast hebben we in de ziekenhuizen nog altijd een financiering op activiteiten, wat een perfide systeem mogelijk maakt: hoe meer activiteiten, hoe meer inkomsten, dus draaien de scanners op volle toeren. Ook hier wenst de overheid in te grijpen, bijvoorbeeld door dit jaar te starten met de forfaitarisering van de laagvariabele zorg. Die evolutie zal alleen toenemen. Ziekenhuizen zullen moeten evolueren naar een andere organisatie van de zorg. Als ik mijn been breek, moet ik dan naar een universitair ziekenhuis of kan ik beter naar een wachtpost of een kleine polikliniek? Ziekenhuizen zullen hun beddenhuis afbouwen en meer samenwerken met de eerstelijnszorg.

De digitalisering en de technologische ontwikkelingen bieden een waaier van nieuwe opportuniteiten, waaronder monitoring op afstand. De nieuwe technologie zorgt voor kwaliteitsverhoging en mogelijks op termijn efficiëntiewinsten. Maar dat zal ook investeringen vergen. Als ik zie dat voor het elektronisch patiëntendossier (EPD) in 2016 slechts 40 miljoen euro voorzien was in het Budget Financiële Middelen voor de ziekenhuizen, dan is dat véél te weinig. Een EPD is één ding, maar voor elke nieuwe toepassing of app die erbij komt, moet je weer extra onderhoud en beveiliging voorzien. Dat kost allemaal geld. Ziekenhuizen staan voor grote uitdagingen, ook op financieel vlak. Daarom zoeken ze alternatieven en nieuwe structuren, denken we bijvoorbeeld aan de opkomst van focused factories. Ook VIPA is weggevallen en vervangen door een forfait. De overheid kon niet anders, want de overheidsschuld moet omlaag en het oude VIPA-systeem met overheidsgarantie woog erg zwaar op de overheidsschuld. De forfaitarisering geeft meer ruimte aan de overheid, maar minder garantie aan de voorzieningen: zal er volgend jaar nog eenzelfde budget ontvangen worden?

Zal dat de leningen duurder maken?
Dat is moeilijk te voorspellen, maar ik verwacht in elk geval dat de krediet­ratio’s belangrijker zullen worden bij de onderhandeling over een lening. Er zijn ook mogelijkheden via de Europese Investeringsbank (EIB), maar ook die ziet streng toe op de ratio’s.

En hoe staat het daarmee, globaal gezien?
De solvabiliteit van het gemiddelde ziekenhuis is goed. Balansmatig is er meestal geen probleem. Ook de liquiditeit – het vermogen om op korte termijn de schulden terug te betalen – is bij de meeste ziekenhuizen goed, al zijn er enkele uitzonderingen die wel degelijk problemen hebben. Maar de meest kwetsbare ratio is het resultaat van het exploitatiejaar: dat is overal nipt. Dat betekent dat er een heel laag rendement is. Nog geen miljoen euro per ziekenhuis. Dat is een heel kleine marge. Eén op drie ziekenhuizen gaat jaarlijks zelfs licht in het rood, zo blijkt uit onze MAHA-studies. De inkomsten zijn te laag, de uitgaven te hoog. In 2016 merkten we dat zelfs de toppresteerders onder de ziekenhuizen hun resultaat zagen dalen. Dat duidt erop dat het financieringssysteem as such onder druk staat.

“Werk aan de kwaliteit van je zorg en communiceer hierover helder.
Dat is de beste tip die ik kan geven.”

Maar veel bewegingsruimte hebben de ziekenhuizen niet?
Inderdaad, de inkomsten liggen vast en hun grootste uitgave zijn de personeelskosten. Die personeelskost proberen ziekenhuizen onder controle te houden door weinig aan te werven en door de lonen niet te fel te laten stijgen. Efficiëntiewinsten door netwerken kunnen hier misschien soelaas brengen?

De personeelskosten wegen al zwaar en de echte war for talent moet er nog aankomen. Krapte op de arbeidsmarkt kan leiden tot nog hogere personeelskosten?
Het is nog complexer. Ook in het personeelsbestand zien we de vergrijzing en aangezien we in ons land een systeem van anciënniteitsverloning kennen, doet dat ook de kostprijs stijgen. Als mensen langer moeten werken, wat noodzakelijk is, zal dat de totale loonkost nog doen toenemen. Om de war for talent goed door te komen, zullen zorgvoorzieningen creatieve oplossingen moeten vinden. Een pool van personeel op netwerkniveau, bijvoorbeeld, zodat de ziekenhuizen onderling niet meer zo hard hoeven te concurreren. Dat vergt echter een voldoende integratie in het netwerk én de wettelijke ruimte om dat te doen. Een andere mogelijkheid zijn alweer de focused factories: door te kiezen voor niche-activiteiten kan je gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen aantrekken met interessante voorwaarden. Ook dat zal echter een evenwichtsoefening blijven. Ideeën zijn er genoeg, maar veel hangt af van de uitvoering.

NIEUWE WEGEN VOOR OUDERENZORG

Hoe staat het ondertussen met de ouderenzorg?
De problemen zijn gelijkaardig, maar de diversiteit in de sector is groter. De ouderenzorg wint sowieso aan belang, maar de maatschappelijke veranderingen zijn duidelijk. Mensen willen zo lang mogelijk thuis wonen. Het gemiddelde verblijf is ondertussen gezakt tot onder de twee jaar. Met nieuwe technologie wordt steeds meer mogelijk. We mogen dus geen overaanbod aan plaatsen in gewone woonzorgcentra creëren. Er is nu al een financieringsprobleem: de dagprijzen stijgen, maar de pensioenen volgen dat tempo niet. Hoe gaan we hiermee om?

Ik zie ook in de ouderenzorg meer creativiteit ontstaan. Samenwerking met de vastgoedsector bijvoorbeeld, waarbij de zorgvoorziening alleen de exploitatie op zich neemt. Het is een maatschappelijk fenomeen: mensen willen diensten kunnen huren. Een kantoorgebouw hoeft geen lampen meer te kopen vandaag, het kan licht huren bij Philips, dat alles op zich neemt. Zo kunnen voorzieningen ook het gebouw huren en alleen de uitbating op zich nemen. Uiteindelijk is dat ook wat artsen doen in een ziekenhuis: ze huren de infrastructuur. Woonzorgcentra zullen er misschien een nieuwe functie bij krijgen als de ziekenhuizen hun beddenhuis afstoten. Je hebt in veel situaties inderdaad geen dure artsen en verpleegkundigen om je heen nodig. Een gedeeld EPD kan die overgang van ziekenhuis naar woonzorgcentrum vergemakkelijken. Goede communicatie en afstemming zijn noodzakelijk hiervoor.

Sommige waarnemers zien ook nieuwe kansen voor de common?
Dat zie je inderdaad bij cohousing-projecten met wijken waar een mix van jong en oud wordt nagestreefd en waar je bijvoorbeeld een centrale wasplaats hebt. Maar of dat idee van de common een blijvend succes zal kennen? Daar geloof ik niet in. Een vzw, een bvba of een coöperatieve: het zijn niet meer dan juridische vormen. Als econoom heb ik geen uitgesproken voorkeur voor de ene of de andere vorm. Elke vorm kan perfect werken, maar kan er ook evengoed een knoeiboel van maken.” Daarom zijn controle en regelgeving door de overheid zo belangrijk. De overheid moet transparantie opleggen en een kwaliteitslabel dat openbaar moet worden gemaakt. Dat zijn goede principes. Wanneer ontstaan misbruiken? Als mensen denken dat ze niet in het oog gehouden worden. Transparantie is de oplossing. Ook in de privésector zet opgelegde transparantie de woonzorgcentra onder druk, omdat ze anders het risico lopen cliënten te verliezen.

In de ouderenzorg wordt nog volop gebouwd. Volgens Herwig Teugels van het Kenniscentrum Welzijn, Wonen en Zorg zullen in Brussel onvermijdelijk faillissementen van woonzorgcentra volgen omdat het aanbod onvoldoende afgestemd is op de vraag.1 Ziet u dat ook in Vlaanderen gebeuren?
In Brussel in elk geval, in Vlaanderen allicht ook in sommige regio’s. We moeten anders bouwen. In mijn eigen dorp is een woonzorgcentrum dat vroeger van de zusters was. De muren zijn er dik, de gangen donker en het ruikt naar oud. Zo wil je je laatste jaren toch niet doorbrengen? Mensen willen licht, huiselijkheid en integratie in het maatschappelijke leven. Nieuwe, kleinschalige woonvormen doen het wel goed. Alleen moeten hierbij de overheadkosten onder controle gehouden worden.

Binnenkort maken de woonzorgcentra ook kennis met de persoonsvolgende financiering (PVF). Hoe kunnen ze zich hierop het best voorbereiden?
Het ‘rugzakje’ is op zich een gezond principe, een goede evolutie. De overheid wil minder de voorzieningen financieren en meer de mensen met hun specifieke behoeften. Daar kan je niet tegen zijn. De voorzieningen zullen zich moeten aanpassen. Het is een stimulans voor meer kwaliteit en kostencontrole, maar het zorgt ook voor onzekerheid. In de gehandicaptensector merken we dat de PVF ook de solidariteit onder druk zet. Dat is zo. Geen enkel systeem is perfect. En nogmaals: de overheid heeft te weinig geld en moet keuzes maken. Ze kiest ervoor om de zorg te financieren en niet langer de voorzieningen.

Hier en daar ontstaan ook experimenten met alternatieve munten en deeleconomie. Ziet u daar heil in?
Waarom het zo moeilijk maken? Ik zie daar het nut niet van. Je verdoezelt er alleen een probleem mee. Alternatieve munten hebben altijd bestaan. En vroeg of laat storten ze in. In het begin werkt dat vaak, omdat het beantwoordt aan een reële nood. Een alternatieve munt is een signaal dat er iets mangelt. Maar het is op zich geen fundamenteel antwoord, het is alleen maar uitstel.

Sommige zorgvoorzieningen hebben uit het verleden een aardig spaarpotje. Hoe kunnen zij die buffer vandaag het beste aanwenden?
Eerst en vooral: denk goed na voor je iets doet. Hou rekening met pech en tegen­vallers. Een appeltje voor de dorst is geen overbodige luxe in onzekere tijden. Maar durf ook te investeren. Ontwikkel een transparant systeem van kwaliteit en communiceer daar ook over. Spreek, kom naar buiten, leg verantwoording af. Investeer in nieuwe technologie. In duurzame energie. De bakstenen op zich maken niet uit. Sluit je niet op in je eigen sector. Privé, vzw, OCMW… het maakt allemaal niet uit: het gaat om wat je doet. Werk aan de kwaliteit van je zorg en communiceer hier helder over. Dat is de beste tip die ik kan geven.

1 Zie interview met Herwig Teugels.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: PETER DE SCHRYVER

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.