16/11/2020
Zorgbeleid Bestuur Eerste lijn Algemene Ziekenhuizen

“Zorgverleners zoveel mogelijk ballast uit handen nemen en ondersteunen”

INTERVIEW MET JO DE COCK, ADMINISTRATEUR-GENERAAL VAN HET RIZIV

"Zorgverleners zoveel mogelijk ballast uit handen nemen en ondersteunen"

November 2020

We zitten nog altijd volop in de tweede fase van de covid-19-crisis. Ziekenhuizen doen er alles aan om de toevloed aan patiënten te beheersen, en tegelijk – zoveel mogelijk - de niet-covid zorg op peil te houden. Al lukt dat maar gedeeltelijk. Zeker de essentiële zorg moet gecontinueerd worden. “We hebben lessen getrokken uit de eerste fase in het voorjaar,” zegt Jo De Cock, administrateur-generaal van het RIZIV, dat de zorgverlening met cijfers in de hand dag na dag monitort.

 “De continuïteit van de essentiële zorg stond de afgelopen weken opnieuw heel sterk onder druk. De ervaringen uit de eerste fase van de covid-19-epidemie leerden dat duidelijke criteria belangrijk zijn. Anders vervallen we in lineaire maatregelen, die onvoldoende rekening houden met de collateral damage. Het belang van de continuïteit, zowel in ziekenhuizen als ambulant, kan niet genoeg onderlijnd worden,” zegt Jo De Cock.

“In de eerste fase was het alle hens aan dek om het virus onder controle te krijgen. Pas na een tijdje hebben we de reguliere zorg terug kunnen opschalen. Er was in die beginfase veel schrik, omdat niemand goed wist wat het virus teweeg kon brengen. Patiënten belden thuisverpleegkundigen af en zetten de zorg on hold. Er werd cohortezorg georganiseerd. Heel snel namen zorgverleners initiatieven om telefonisch of via videobellen contact te houden met patiënten, zodat ze tijdig konden ingrijpen als het fout dreigde te lopen. Ook in de ziekenhuizen werden in de eerste fase veel activiteiten on hold gezet.”

“Ik was getroffen door de recente tv-spot van het Agentschap Zorg en Gezondheid over het belang van screening. Terecht. Screeningsprogramma’s onderbreken is immers niet the way to go.”

“De Wereldgezondheidsorganisatie organiseerde in augustus een bevraging over de redenen waarom de zorgverlening in de eerste fase van covid-19 onderbroken werd. Zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde blijken diverse elementen mee te spelen. Wat de vraagzijde betreft: veel patiënten stelden op eigen initiatief de zorg uit. Zo stellen we vast dat veel kinderen in het voorjaar stopten met de logopedie die ze volgden. Een ander aspect is de mobiliteit. Mensen vermeden het openbaar vervoer, ook voor zorgverlening, ondanks alle maatregelen. Ook financiële redenen hadden een impact: wie zijn job verliest, tijdelijk werkloos wordt of in een onzekere financiële situatie verzeilt, stelt vaker zorg uit. We mogen dat laatste aspect zeker niet onderschatten.”

“Aan de aanbodzijde zette de overheid in de eerste fase alle electieve zorg stop. Dat was nodig om het zorgpersoneel elders in te zetten. Ook het gebrek aan materialen zette de aanbodzijde onder druk. Een betrachting was verder het vrijwaren van de diensten intensieve zorgen, ook een reden om sommige niet-dringende chirurgische ingrepen uit te stellen. Er speelden dus heel wat aspecten mee. Toch mogen we niet blind ingrijpen in het zorgaanbod. Ik was getroffen door de recente tv-spot van het Agentschap Zorg en Gezondheid over het belang van screening. Terecht. Screeningsprogramma’s onderbreken is immers niet the way to go.”

Geen nieuwe problemen creëren

“Vandaag bevinden we ons opnieuw in een moeilijke situatie, waarin we zo veel mogelijk op zoek gaan naar alternatieven. Het begint al op de eerste lijn, die we zoveel mogelijk moeten ontlasten. Bijvoorbeeld met de oprichting van triagecentra en een goed testbeleid. Tegelijk moeten we alternatieve zorgvormen creëren. Digitale zorgverlening is het mooiste voorbeeld. Dat wordt een blijver.

“Veel beslissingen in de eerste fase zijn terecht gebleken. Niet-dringende ingrepen zijn uitgesteld, maar in de oncologie en het dagziekenhuis oncologie bijvoorbeeld, is de continuïteit gevrijwaard. Dat was een juiste keuze! Minder continuïteit was er op het vlak van een snelle diagnose. Daar zijn allicht kansen gemist.”

“Let wel, een dokterskabinet mag geen call center worden. De zorgverlening moet voorop staan en kwalitatief zijn. Een werkgroep binnen het RIZIV onderzoekt met diverse partners, waaronder Zorgnet-Icuro, hoe we dat nog beter vorm kunnen geven. Het is belangrijk om nu het aantal fysieke contacten te reduceren, zonder in te boeten aan goede zorg. Digitale zorgverlening kan ondersteunend zijn. Veel beslissingen in de eerste fase zijn terecht gebleken. Niet-dringende ingrepen zijn uitgesteld, maar in de oncologie en het dagziekenhuis oncologie bijvoorbeeld, is de continuïteit gevrijwaard. Dat was een juiste keuze! Minder continuïteit was er op het vlak van een snelle diagnose. Daar zijn allicht kansen gemist.”

“We mogen niet zomaar de poliklinische zorg afschakelen. Neem het voorbeeld van diabetici. Deze patiënten hebben heel wat vragen en een correcte diagnose en opvolging zijn uiterst belangrijk. Je hebt misschien die reportage gezien over die man die omwille van Covid-19 niemand onnodig wou ‘lastigvallen’ en te lang wachtte om zijn teen te laten nakijken, wat uiteindelijk tot een amputatie leidde. Voor de tweede covid-19-fase zijn duidelijke afspraken gemaakt over de prioriteiten. Het is nu veel minder een binair systeem dan in de eerste fase. We hebben meer ruimte voor nuance ingebouwd.”

Minder overconsumptie

“Het RIZIV monitort voortdurend het zorggebruik. We doen dat onder meer met de cijfers van de ziekenhuisopnames en de facturatiegegevens van het zorggebruik. Daaruit kunnen we afleiden welke behandelingen of ingrepen uitgesteld zijn en waar we een herstel zien.”

“We hebben ook veel extra kosten moeten maken. Voor allerhande beschermingsmateriaal en om de liquiditeit van de ziekenhuizen en de continuïteit van de financiering te garanderen. Hiervoor alleen al is twee miljard euro voorzien.”

“De cijfers tonen ook dat deze crisis voor een aantal efficiënties heeft gezorgd. Niet-essentiële zorg is veel meer achterwege gebleven. Ja, ik heb het over de overconsumptie, die nu veel minder gebeurt. Dat is een meevaller. De uitgespaarde middelen kunnen we elders inzetten. Het is nog te vroeg voor definitieve conclusies. We moeten de analyses nog fijnmaziger doen. Over het aantal CT-scans en radiografieën zonder indicatie voor lagerugpijn, bijvoorbeeld. Dat zullen we verder bestuderen. De uitgespaarde middelen door het uitstellen of het schrappen van niet-essentiële zorg, gaan niet terug naar de schatkist. We hebben immers ook veel extra kosten moeten maken. Voor allerhande beschermingsmateriaal en om de liquiditeit van de ziekenhuizen en de continuïteit van de financiering te garanderen. Hiervoor alleen al is twee miljard euro voorzien. Het zorgbudget voor 2021 stijgt eveneens, zoals al voorzien was. Er komen meer middelen voor het personeel en we willen de zwakke plekken in het systeem wegwerken.”

Quadruple aim

“Ook in deze tweede fase zijn we helaas opnieuw moeten overgaan naar afschaling van planbare zorg. We proberen wel alert te blijven voor risicopatiënten. Wat de toekomst van onze gezondheidszorg betreft, moeten we hieruit lering trekken. De samenwerking binnen en tussen de netwerken heeft een flinke duw in de rug gekregen. Net als de outreachende activiteiten naar andere sectoren. Dat zijn positieve evoluties. Maar er is tegelijk werk aan de winkel. Op het vlak van efficiëntie en de financieringsmechanismen, bijvoorbeeld.”

“Wat me zorgen baart, is de uitval en de demotivatie bij zorgmedewerkers en artsen. Dat is een gevolg van de langdurige stress en onzekerheid en de intensieve inspanningen die al die mensen leveren.”

“Het belangrijkste is dat we de patiënt centraal blijven stellen, vandaag nog meer dan anders. Artsen klagen terecht dat ze te veel tijd en energie moeten steken in paperassen. Het is aan ons, overheden en administraties, om waar mogelijk de administratie te vereenvoudigen. Wat me zorgen baart, is de uitval en de demotivatie bij zorgmedewerkers en artsen. Dat is een gevolg van de langdurige stress en onzekerheid en de intensieve inspanningen die al die mensen leveren. In sommige ziekenhuizen is er een absenteïsme tussen 10% en 20%. Dat is onrustwekkend. Gelukkig voorzien de meeste ziekenhuizen in goede psychologische opvang. Artsen vinden moeilijker de weg naar hulpverlening voor zichzelf. In het voorjaar waren er al initiatieven van Arts in Nood en Doctors4Doctors, maar met het RIZIV willen we hier nog een tandje bijsteken. De Quadruple aim behelst immers ook de zorg voor de zorgverlener. Eén van de objectieven is de ontwikkeling van een barometer die het welzijn van artsen en artsen in opleiding meet. De hulpkreten die vandaag weerklinken, ook uit de eerste lijn, zijn een teken aan de wand. We mogen zorgverleners niet overbelasten. We moeten hen, zeker in crisistijd, zo veel mogelijk ballast uit handen nemen en hen ondersteunen.”

“De Quadruple aim – het verbeteren van de zorgervaring van de individuele patiënt, het verbeteren van de gezondheid van de bevolking, een kostenefficiënte gezondheidszorg én aandacht voor het psychosociaal welzijn van de zorgverleners – blijft meer dan ooit het streven. We moeten alle aspecten hiervan verder uitdiepen en uitrollen. De Covid-19-crisis kan een extra stimulans hiervoor zijn.”

Impact Covid-19 op gezondheidsuitgaven

De corona-epidemie heeft sinds half maart 2020 belangrijke gevolgen gehad op de terugbetalingen in alle sectoren van de gezondheidszorg. Eind september publiceerde het RIZIV enkele eerste conclusies, gebaseerd op nog onvolledige gegevens. Toch worden enkele trends duidelijk.

Tijdelijke verstrekkingen

 Om Covid-19 te bestrijden kwamen er uitzonderlijke maatregelen met nieuwe en tijdelijke verstrekkingen. Een aantal van deze verstrekkingen worden verondersteld geen budgettaire impact te hebben. Bijvoorbeeld zorg op afstand, die fysieke consultaties vervangt. Daarnaast zijn er de verstrekkingen die wel een budgettaire impact hebben. Die hebben onder andere betrekking op het toezicht op covid-19-patiënten, het aanpassen van basisverstrekkingen en forfaits van verpleegkunde aan de realiteit van de covid-19-crisis, triage- en afnamecentra en de terugbetaling van de testen.

Voor alle sectoren samen liggen in 2020 de uitgaven 1,2 % lager dan 2019. Voor de prestatiemaanden maart, april en mei 2020 constateren we een afname van respectievelijk -5,7 %, -29,2% en -14,3% ten opzichte van dezelfde prestatiemaand in 2019.

De totale uitgaven voor de nieuwe verstrekkingen bedragen voorlopig 202 miljoen euro. De uitgaven voor de zorg op afstand bedragen 116,4 miljoen euro (5.545.197 verstrekkingen).

Ambulante verstrekkingen (buiten het ziekenhuis)

Een tweede gegevensstroom omvat 33 nomenclatuurcodes voor de ambulante verstrekkingen buiten het ziekenhuis. Enkele evoluties tekenen zich af. Voor alle sectoren samen liggen de uitgaven in 2020 4,2 % lager dan in 2019. Vooral de sectoren artsen (- 13,8 %), tandartsen (- 24,9 %), kinesitherapie (- 25,3 %), opticiens (- 31,1 %) en logopedie (- 29,2 %) kennen een forse daling van de uitgaven.

In de prestatiemaanden maart, april en mei wordt er in de meeste sectoren een afname van de uitgaven vastgesteld. Uitzonderingen zijn de farmaceutische specialiteiten (waarbij er in maart nog een toename wordt vastgesteld, maar in april en mei een daling) en de verpleegkundigen (waar we in maart en april een toename van de uitgaven kunnen vaststellen, die te wijten is aan een stijging van de forfaits, maar in mei een afname).

In de prestatiemaand juni is er voor de tandartsen, verpleegkundigen en specialiteiten een toename van de uitgaven vast te stellen, terwijl er bij de andere sectoren een afname is.

Verstrekkingen in de ziekenhuizen

Een derde gegevensstroom omvat alle codes die de ziekenhuizen gefactureerd hebben, zowel voor ambulante als gehospitaliseerde patiënten. Ook hier kunnen we al bepaalde evoluties waarnemen.

Voor alle sectoren samen liggen in 2020 de uitgaven 1,2 % lager dan 2019. Voor de prestatiemaanden maart, april en mei 2020 constateren we een afname van respectievelijk -5,7 %, -29,2% en -14,3% ten opzichte van dezelfde prestatiemaand in 2019.

Wanneer er gekeken wordt naar diensten binnen de ziekenhuizen is er een groot verschil: terwijl de uitgaven voor de afdelingen intensieve zorgen stijgen, dalen de uitgaven in de andere diensten.

De uitgaven voor alle rubrieken van de honoraria van artsen en forfaits laagvariabele zorg dalen in de prestatiemaanden maart, april en mei 2020 met respectievelijk 19,5%, 47,3% en 26,4% tegenover dezelfde maand in 2019.

De uitgaven voor de sector farmaceutische verstrekkingen stijgen voor alle prestatiemaanden van 2020 ten opzichte van dezelfde maand in 2019. De stijging neemt wel beduidend af in de maanden april en mei.

Tot slot maakte het RIZIV een inschatting van de activiteit in de ziekenhuizen tijdens de eerste golf van covid-19. Het keek hiervoor naar de dringende zorg, de niet-dringende zorg en de situatie in het daghospitaal in de algemene ziekenhuizen.

Er zou verwacht worden dat de dringende zorg niet sterk terugvalt, ondanks de coronacrisis. In de data zien we dit echter toch in 2020, voornamelijk in prestatiemaand april.

Wegens covid-19 moesten de ziekenhuizen niet-dringende contacten, consultaties en behandelingen uitstellen in de maanden maart en april. Na analyse van de data kan bevestigd worden dat de ziekenhuizen dit ook gedaan hebben. In prestatiemaand april 2020 vallen de niet-dringende zorgen volledig stil.

Voor de forfaits daghospitaal kan er vastgesteld worden dat de forfaits oncologie stijgen met 8% in april 2020, de overige forfaits dalen met 70% in april 2020 ten opzichte van april 2019.

Voor de ziekenhuizen worden inspanningen geleverd om hun financiering te waarborgen en om een tussenkomst van hun meerkosten te voorzien. Een voorschot ten belope van globaal 1,5 miljard euro werd reeds uitbetaald in april en juli. In oktober 2020 is er een bijkomende schijf van 500 miljoen euro.

 

Tekst: Filip Decruynaere - Beeld: Jan Locus

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.