11/03/2018
Geestelijke gezondheidszorg

Structurele samenwerking werk en zorg op de sporen

11 maart 2018

UITVOERINGSBESLUITEN WERK- EN ZORGTRAJECTEN

STRUCTURELE SAMENWERKING WERK EN ZORG OP DE SPOREN

De Vlaamse regering keurde onlangs het besluit goed over de uitvoering van het decreet op de werk- en zorgtrajecten. Dat besluit regelt enerzijds de activeringstrajecten en anderzijds een aanbod van arbeidsmatige activiteiten voor personen met een MMPPS-problematiek. In dat nieuwe kader kunnen vooral de voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg een belangrijke rol spelen, maar ook andere zorgorganisaties. Lut Gailly is expert voor werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt bij de VDAB en dus uitstekend geplaatst voor tekst en uitleg.

Waar situeren we deze uitvoeringsbesluiten?
Lut Gailly: VDAB-bemiddelaars krijgen geregeld werkzoekenden over de vloer die niet kunnen werken door gezondheidsproblemen. In de praktijk gaat het vaak om een complexe combinatie van medische, mentale, psychische en/of sociale problemen (MMPPS), waarvoor VDAB geen ondersteuning kan bieden. De VDAB-bemiddelaar zag vroeger geen andere oplossing dan het traject naar werk on hold te zetten tot de problemen waren opgelost. Die aanpak had vaak tot gevolg dat de werkzoekende langdurig werkloos werd en nog meer in een negatieve spiraal terechtkwam. Daarom maakte de Vlaamse Regering in 2006 middelen vrij voor arbeidszorgplaatsen in de sociale economie. VDAB kreeg de opdracht om een begeleidingstraject uit te werken, wat leidde tot het project ‘activeringsbegeleiding’. In dat project wordt de werkzoekende begeleid door een team van een gespecialiseerde bemiddelaar naar werk, een zorgcoach en een empowermentcoach. De daaropvolgende werkgelegenheidsakkoorden maakten het mogelijk om de samenwerking tussen de beleidsdomeinen Werk, Sociale Economie en Zorg verder uit te bouwen. De resultaten van die aanpak bevestigden dat werkzoekenden met multipele problemen niet gebaat zijn bij een gefaseerde aanpak ‘eerst genezen en dan pas werken’, maar dat ze nood hebben aan een geïntegreerde samenwerking tussen bemiddelaars naar werk én zorgactoren.

Die positieve ervaringen liggen aan de basis van het decreet werk- en zorgtrajecten, dat in 2014 werd goedgekeurd. Het uitvoeringsbesluit is op 2 februari jl. definitief door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Midden 2018 zal een structurele samenwerking tussen organisaties uit de sectoren Werk en Zorg dus een feit zijn.

Wat zijn de grote nieuwigheden in ver­gelijking met vroeger?
Tot op vandaag bekeek het werkveld de activeringsbegeleidingen nog te veel als ‘een projectje van de VDAB’. Door dit decreet engageren de ministers van Werk, Sociale Economie en Welzijn, Volksgezondheid & Gezin zich om er samen voor te zorgen dat die groep kwetsbare burgers maximaal kan participeren in de samenleving, indien mogelijk via betaald werk, zoniet via andere vormen van participatie. De samenwerking in het kader van de activeringstrajecten gaat van een projectmatig karakter over naar structurele samenwerking. Nieuw is de rol van de casemanager zorg in het activeringstraject. In de huidige activeringstrajecten maakt de gespecialiseerde bemiddelaar van GTB samen met de deelnemer een trajectplan op, maar zorgactoren gaven aan dat het verkennen van zorgnoden en het bepalen van doelen en acties op het vlak van zorg beter kan gebeuren door iemand met zorgexpertise. Die taak wordt daarom in de toekomst uitgevoerd door de casemanager zorg. De deelnemer zal tijdens een activeringstraject dus ondersteund worden door de gespecialiseerde bemiddelaar van GTB als casemanager werk én een casemanager zorg uit een zorgvoorziening.

Nieuw is voorts het begeleidingsaanbod voor werkzoekenden van wie VDAB inschat dat ze op korte en middellange termijn niet meer betaald aan de slag kunnen gaan; het betreft hier de zogenaamde ‘niet-toeleidbaren’. Die mensen zullen binnenkort door een dienst breed georiënteerd worden naar gepaste zorg of arbeidsmatige activiteiten. Zowel nieuwe als bestaande samenwerkingsverbanden ‘breed onthaal’ konden tot 1 maart 2018 intekenen op een projectoproep.

Vanaf 1 juli 2018 krijgen mensen met een MMPPS-problematiek ook de kans om te participeren in de samenleving via arbeidsmatige activiteiten, nl. onbezoldigde bezigheid op werkvloeren, indien ze hiervoor toestemming krijgen van hun uitkeringsinstantie. Arbeidsmatige activiteiten gebeuren op een werkpost en worden begeleid door een erkende actor, die hiervoor een subsidie ontvangt van Departement WVG. Hier gaat het om vrijwillige, onbezoldigde bezigheid voor personen die door een MMPPS-problematiek niet, nog niet of niet meer terechtkunnen in het reguliere of beschutte tewerkstellingscircuit. Het betreft een aanbod van activiteiten onder begeleiding, in combinatie met zorg, onder meer voor het bieden van een zinvolle bezigheid, het aanreiken van structuur en sociale contacten en de mogelijkheid tot zelfontplooiing.

Het grote verschil tussen de doelgroep van de activeringstrajecten en de arbeids­matige activiteiten is dat de deelnemer aan een activeringstraject nog mogelijkheden heeft om, met de maatgerichte aanpak in het activeringstraject, na maximum 18 maanden door te groeien naar betaalde tewerkstelling. Bij arbeidsmatige activiteiten schatten we in dat die doorstroom naar betaalde tewerkstelling op middellange termijn niet mogelijk is, zodat dit ook geen doelstelling mag zijn in de begeleiding.

lut gaillyOver hoeveel mensen spreken we hier?
Op dit moment kent VDAB 2.873 werkzoekenden die wachten op of actief zijn in een activeringstraject. In die groep zitten 2.061 personen met een werkloosheidsuit­kering, 332 personen met een ZIV-uit­kering en 215 personen met een OCMW-leefloon. Daarnaast is er de doelgroep arbeidsmatige activiteiten.

Er is geen centrale toegangspoort voorzien voor de arbeidsmatige activiteiten. Iedereen die voldoet aan de voorwaarden kan worden toegeleid. Het aanbod zal in eerste instantie mogelijk ontoereikend zijn, maar er wordt een groeipad voorzien tot een Vlaams contingent van 7.750 plaatsen in 2029.

De casemanager werk en de casemanager zorg zullen nauw moeten samenwerken. Hiervoor is gekozen voor een gemeenschappelijke taal: ICF. Waarover gaat dit precies?
De casemanagers werk en zorg stellen samen met de deelnemer een trajectplan op. Die samenwerking kan enkel slagen als we eenzelfde taal hanteren. De zorgsector is gewend om te werken met diagnoses, de werksector met competenties. Daarom is gekozen voor een taal die beide sectoren kunnen hanteren in een traject naar werk en/of participatie, nl. ICF of de International Classification of Functioning, Disability and Health. ICF is een classificatie van de Wereld­gezondheidsorganisatie om het menselijk functioneren te omschrijven. Aantrekkelijk aan ICF is dat het gebaseerd is op een biopsychosociaal model en dus ruimer kijkt dan het louter medisch-diagnostische luik. Dat is belangrijk met het oog op de multipele problematieken van de doelgroep. Daarnaast is het een meerwaarde dat ICF, naast de beschrijving van functies en anatomische eigenschappen, ook de aspecten activiteiten en participatie mee opneemt. Om de samenwerking tussen beide casemanagers te bevorderen vanuit eenzelfde visie, moeten ze voldoende kennis hebben van ICF. Zorgorganisaties die de rol van casemanager zorg willen opnemen, zullen moeten aantonen dat ze over die ICF-kennis beschikken.

Mensen met een MMPPS-problematiek zullen ook geholpen worden door een gemandateerd netwerk?
Laat mij een praktijkvoorbeeld geven. Een paar jaar geleden komt Ann in begeleiding bij GTB. Ann is op dat moment 40 jaar en valt na 2 jaar arbeidsongeschiktheid plots terug op een RVA-uitkering. Ze weet niet wat ze nog aankan. Ann heeft geen diploma en geen rijbewijs. Ze heeft 10% invaliditeit door een beperking aan haar pols (fysieke beperking). Daarnaast heeft ze een uitgesproken faalangst (psychische kwetsbaarheid) en een verhoogd stressniveau door haar overbelaste gezinssituatie (sociale problematiek). Ze is een alleenstaande vrouw met 4 kinderen, waarvan 2 met een handicap, en ze heeft schulden. Door die schulden dreigt de huisbaas haar uit haar appartement te zetten. Ann ziet geen uitweg meer.

Wat hebben we gerealiseerd? Tijdens de activeringsbegeleiding behaalde Ann haar rijbewijs bij Open School en kreeg ze thuisbegeleiding voor haar 2 kinderen met een beperking. De thuisbegeleidingsdienst leerde haar omgaan met de beperkingen van haar kinderen en zorgde ervoor dat ze terechtkonden in een zorginstelling. Tegelijkertijd deed Ann enkele stages als verkoopster en als poetsvrouw in een ziekenhuis. Hieruit bleek dat Ann interesse had om te poetsen met dienstencheques. Zo kon ze haar uren afstemmen op haar privésituatie en haar fysieke beperkingen. Ondertussen werkt Ann als poetsvrouw met een contract van 20 uur en maakt ze gebruik van een Vlaamse Ondersteuningspremie.

“Zorgactoren gaven aan dat het verkennen van zorg­noden en het bepalen van doelen en acties op het vlak van zorg beter kan gebeuren door iemand met zorgexpertise. Die taak wordt daarom in de toekomst uitgevoerd door de casemanager zorg.”

Jaarlijks zullen 1.100 werkzoekenden met multipele problemen zoals Ann de kans krijgen om gratis deel te nemen aan een activeringstraject. Die mensen hebben tal van problemen die niet vooraf te voorspellen zijn. Daarom is het belangrijk dat de casemanagers een beroep kunnen doen op een ruim netwerk, zodat er een trajectplan op maat van de ondersteuningsbehoeften kan gemaakt worden. Het uitvoeringsbesluit beschrijft de minimale samenstelling van dit netwerk: een OCMW, een Centrum Algemeen Welzijnswerk, één of meerdere werkactoren, één of meer maatwerkbedrijven en één of meer welzijns- en zorgvoorzieningen. De penhouder van het gemandateerde netwerk waakt erover dat het begeleidingsaanbod georganiseerd is voor één of meerdere zorgregio’s regionale stad. In de meeste regio’s zijn de gesprekken over de vorming van een gemandateerd netwerk ondertussen bezig, maar als binnenkort de oproep van de overheid gelanceerd wordt, zal alles in een stroomversnelling komen.


WELKE ROL KUNNEN ZORGVOORZIENINGEN IN DIT VERHAAL SPELEN?

Zorgvoorzieningen kunnen:
In het kader van de activeringstrajecten: 

  • Actief zijn en vergoed worden als casemanager zorg. Voorzieningen kunnen die rol opnemen voor eigen patiënten en voor deelnemers die worden toegeleid door VDAB. Om die rol te kunnen opnemen, moeten ze een mandaataanvraag indienen bij het Departement WVG. Om de kwaliteit van de dienstverlening te garanderen, zullen voorzieningen moeten aantonen dat zij professioneel deskundig zijn, dat zij kennis hebben van het aanbod van welzijns- en zorgvoorzieningen en gecertificeerde kennis hebben van ICF.
  • Afspraken maken met de penhouder van het gemandateerd netwerk van dienstverleners en als dienstverlener zorg vergoed worden voor het uitvoeren van bepaalde acties uit het trajectplan van de deelnemer aan een activeringstraject.
  • Een combinatie doen van de rol van casemanager zorg en het aanbieden van begeleidende acties als dienstverlener zorg in het activeringstraject.

In het kader van de arbeidsmatige activiteiten: 

  • Actief zijn en vergoed worden als begeleider arbeidsmatige activiteiten. Deze arbeidsmatige activiteiten kunnen doorgaan op de eigen werkvloer of bij een andere werkgever.

Alle zorgvoorzieningen kunnen tevens:

  • Hun werkvloer openstellen als werkpost voor personen die onbezoldigd actief zijn in arbeidsmatige activiteiten. De werkpost wordt niet vergoed, maar heeft het voordeel dat enkele beperkte taken worden opgenomen door de deelnemer arbeidsmatige activiteiten.
  • Voorzieningen die geen enkele rol zelf willen opnemen in dit kader, kunnen cliënten toeleiden naar een activeringstraject (via VDAB) of naar arbeidsmatige activiteiten. Zo kunnen zij tegemoetkomen aan vragen van cliënten die hulp wensen bij tewerkstelling of participatie.

Meer informatie op: www.vdab.be/werk-en-zorg en www.departementwvg.be


WAT DENKT ZORGNET-ICURO? STAFMEDEWERKER YVES WUYTS FORMULEERT ENKELE BEDENKINGEN

yves wuyts

Personen met een MMPPS-problematiek hebben ook het recht om deel uit te maken van onze samenleving. Dat is de basis van sociale inclusie. Zorgnet-Icuro juicht het principieel toe dat Vlaanderen met dit decreet werk- en zorgtrajecten hiertoe een aantal aanzetten geeft. Mensen met een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt kunnen nu gelijktijdig ondersteuning ontvangen van zowel actoren werk als actoren zorg en welzijn. Zij moeten daar een heel proces voor doorlopen, wat voor een aantal mensen met een MMPS-problematiek niet voor de hand ligt. Het is ook niet duidelijk hoe deelnemers die nog geen zorg ontvangen, terecht zullen kunnen bij erkende zorgvoorzieningen. Op vele plaatsen zijn er immers wachtlijsten. Die personen er bovenop de erkende capaciteit “bijnemen”, is niet evident.

Positief is dat personen met een uitkering de mogelijkheid krijgen om zinvol aan de slag te gaan, zij het onbezoldigd. Dat kan theoretisch bij elke mogelijke werkgever, ook de bakker om de hoek. De praktijk zal echter moeten uitwijzen in welke mate werkgevers bereid zijn om die mensen kansen te geven. Een aantal mensen kan vandaag nog terecht in collectieve werkplaatsen, zoals arbeidszorgcentra. Of zij daar in de toekomst blijvend terechtkunnen of de nood aan bijkomende plaatsen zal ingevuld geraken is onduidelijk. Het BVR voorziet immers op geen enkel wijze een vergoeding voor begeleiding op de werkvloer.

Vlaanderen voorziet voor de eerste jaren een subsidie voor 3.300 arbeidsmatige trajecten. Dat is een grove onderschatting van het aantal personen dat hiervoor in aanmerking komt. De deelnemers dreigen bovendien een onkostenvergoeding van € 1 per uur te verliezen als zij instappen in deze vorm van arbeidsmatige activiteiten. AMA-begeleiding laat immers geen forfaitaire onkostenvergoeding toe.

Zie ook de brochure van Zorgnet-Icuro, Functie 3 in de netwerken geestelijke gezondheid volwassenen over sociale inclusie. Deze brochure kan worden gedownload op de www.zorgneticuro.be, rubriek publicaties.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: JAN LOCUS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.