26/05/2017
Geestelijke gezondheidszorg

Psychosociale rehabilitatie geen prioriteit

23 mei 2017

GGZ-HERVORMING: FUNCTIE 3 IN DE DODE HOEK

PSYCHOSOCIALE REHABILITATIE GEEN PRIORITEIT. TOTAAL TEN ONRECHTE

De geestelijke gezondheidszorg heeft zich de jongste jaren in razendsnel tempo ontwikkeld. Leidraad voor de doelgroep volwassenen was de ‘Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg.’ In deze gids worden vijf functies naar voren geschoven die elk netwerk moet realiseren. Alleen moeten we vandaag vaststellen dat functie 3 ‘Psychosociale rehabilitatie’ tot nu toe erg stiefmoederlijk behandeld is. Zorgnet-Icuro wil daarin verandering brengen en geeft alvast een stevige voorzet met het cahier ‘Uitbouw van de functie 3 in de netwerken Geestelijke Gezondheid volwassenen: Op weg naar zelfrealisatie via persoonlijk en maatschappelijk herstel.’ Stafmedewerker Yves Wuyts leidt ons rond.

“Zes jaar geleden publiceerden alle overheden gezamenlijk de ‘Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen.’ Het doel was een evolutie naar meer zorg in de samenleving en minder in ziekenhuisbedden. Hiervoor was een switch nodig van een aanbodgestuurd denken naar een vraaggestuurde zorg. Niet langer denken vanuit de voorzieningen, maar vanuit concrete noden van cliënten en dus opdrachten die alle actoren samen moeten realiseren. Zo formuleerde de Gids 5 opdrachten of ‘functies’: (1) Preventie, vroegdetectie en vroeginterventie; (2) Ambulante intensieve behandelteams – de zogenaamde mobiele teams­ –; (3) Psychosociale rehabilitatie; (4) Intensifiëring residentiële behandeling (en urgentie); (5) Tijdelijk woonvormen met zorg.”

“De meest vernieuwende functie was functie 2, met de invoering van de mobiele teams voor zorg in de thuisomgeving. De overheden zetten hierop het sterkst in, met als gevolg dat functie 2 prioritaire aandacht kreeg op het terrein. Kijken we daarentegen naar functie 3 ‘Psycho­sociale rehabilitatie’, dan stellen we vast dat die onderbelicht is gebleven. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. Zo beweegt functie 3 op het spanningsveld tussen de bevoegdheden van de Vlaamse en de federale overheid: het is mossel én vis, met als gevolg dat geen enkele overheid het vastpakt en financiert. Ook in de netwerken bleef de uitwerking van functie 3 onderbelicht. Men had de handen vol met het vormen van netwerken en het operationaliseren van de mobiele teams. Nu lijkt het moment gekomen om die functie 3 terug op de radar te plaatsen, om klaarheid te brengen en om er werk van te maken. Zorgnet-Icuro neemt het initiatief met dit cahier.”

PERSOONLIJK EN MAATSCHAPPELIJK HERSTEL

“In de Gids wordt functie 3 benoemd, maar nauwelijks uitgewerkt. ‘Psychosociale rehabilitatie’ kan van alles betekenen. Ligt de klemtoon op rehabilitatie, op revalidatie, op herstel? Hebben we het over het individuele traject van een cliënt? Is het een opdracht verbonden aan elke GGZ-dienst of voorziening? Of is het eerder een attitude en een methodiek om cliënten te ondersteunen? Of een sociale beweging voor de emancipatie van mensen? Je ziet, je kunt met die functie 3 veel kanten uit. En als je de opdracht geeft om ‘iets vaags’ te realiseren, dan weet niemand wat hij precies moet doen. Zeker niet als je het bovendien in samenwerking met andere actoren en zonder middelen moet realiseren.”

“Laat ons dus eerst klaarheid scheppen in wat we onder functie 3 verstaan. Een Nederlands model met vier vormen van herstel biedt hiervoor inspiratie. De eerste vorm is het ‘klinisch herstel’. Dat is gericht op het verminderen en wegwerken van symptomen via een behandeling of een therapie. De tweede vorm is het ‘functioneel herstel’. Hier ligt de focus op het verbeteren van het lichamelijk, psychisch en sociaal-cultureel functioneren. Neem een cliënt met een depressie. Door zijn depressie staan zijn sociale relaties onder druk: vrienden blijven weg, familieleden komen minder vaak langs… Het herstel zal zich daarom niet alleen richten op het genezen van de depressie, maar ook op het terug kunnen opbouwen van relaties. De derde vorm van herstel is het ‘persoonlijk herstel’. Soms komt de klap die iemand krijgt zo hard aan, dat hij zijn toekomstbeeld en zijn houding tegenover het leven moet herbekijken. Iemand die de diagnose van een agressieve kanker krijgt, zal zich onvermijdelijk vragen stellen over zijn persoonlijke toekomst, zijn rol als partner, als vader, als collega en werknemer… Of neem een cliënt die na een zware psychotische episode beseft dat zijn leven er voortaan anders uit zal zien. Dat betekent niet dat deze cliënt geen toekomstperspectief meer heeft, maar wel dat hij zich misschien andere doelen zal moeten stellen in het leven. Hij moet op zoek naar een nieuwe identiteit, een nieuw evenwicht. De vierde vorm van herstel, ten slotte, is het ‘maatschappelijke herstel’. Dit gaat over de maatschappelijke positie van de cliënt met een GGZ-probleem. Het gaat om het herwinnen van een voor de cliënt relevante sociale positie, huisvesting, werk en participatie in sociale netwerken. Welnu, als de klemtoon van de nood bij een cliënt vooral op persoonlijk herstel en/of maatschappelijk herstel ligt en de zorg zich hierop focust, dan spreken we over functie 3.”

TWEE NIVEAUS VAN ACTIVITEITEN

“Of functie 3 bij alle cliënten met een psychisch probleem aan bod moet komen? Idealiter wel natuurlijk. Je moet in elk geval en in elke situatie oog hebben voor de vier vormen van herstel. Zelfs in de eerste fase al. Natuurlijk ligt het accent in het begin op het klinisch herstel: het onder controle krijgen van de symptomen en het bieden van een effectieve behandeling en therapie. Maar zodra het daarmee de goede richting uitgaat, verschuift de focus en is er ook aandacht voor de andere vormen van herstel, inclusief het persoonlijk en maatschappelijk herstel van functie 3. Soms zal gespecialiseerde hulpverlening nodig zijn, maar idealiter heeft ook de huisarts hier al oog voor. Maar van de huisarts kan je niet verwachten dat hij hierrond activiteiten organiseert, en dus verwijst hij naar actoren die functie 3 explicieter opnemen.”

“Want wat zijn de noden en verwachtingen van cliënten voor functie 3? En welke activiteiten koppel je hieraan? Een eerste bemerking is dat veel activiteiten niet specifiek voor functie 3 worden georganiseerd, maar er wel voor kunnen worden ingezet. Denk aan een groepssessie: de klemtoon zal in de psychotherapeutische groepssessies liggen op het klinische herstel na een depressie, maar in andere sessies kan de klemtoon ook liggen op persoonlijk en maatschappelijk herstel, onder meer via lotgenotencontact. Het is vaak de intentie die de doorslag geeft.”

“Een tweede bemerking is dat je activiteiten op 2 niveaus kunt organiseren: op het niveau van de cliënt en zijn onmiddellijke omgeving, maar ook op het niveau van de maatschappij. Denk maar aan beeld­vorming, aan het ondersteunen van reguliere diensten in het omgaan met mensen met een psychische kwetsbaarheid. Veel maatwerkbedrijven stellen bijvoorbeeld ook mensen met een psychische problematiek tewerk. Expliciete aandacht voor de psychische kwetsbaarheid kan die mensen helpen om sneller te groeien in hun persoonlijke ontwikkeling en het opnemen van sociale rollen. Maar ook als ik als GGZ-expert in de socioculturele raad van mijn gemeente zetel, kan ik aandacht vragen voor de doelgroep van mensen met een psychische kwetsbaarheid. Ook dat is functie 3. Het gaat over kwartiermaken, community building, sociaal-cultureel werk, een inclusieve maatschappij… hoe je het ook wilt noemen.”

COMPLEX KLUWEN

“Als we dan kijken wie functie 3 kan en moet opnemen, zien we de complexe realiteit. Op individueel niveau moet elke hulpverlener in de GGZ oog hebben voor het persoonlijk en maatschappelijk herstel bij elke cliënt. Kijken we op organisatieniveau, dan zijn het historisch gezien vooral de initiatieven beschut wonen en de psychosociale revalidatiecentra die hier een grote rol spelen. Zij hebben aandacht voor thema’s als werk, vrije tijd, activering, wonen, opleiding… Maar ook sommige afdelingen in de psychiatrische of algemene ziekenhuizen leunen aan bij functie 3. In sommige regio’s nemen ook de Centra Geestelijke Gezondheidszorg initiatieven om deze cliënten te ondersteunen.”

“In een ideale wereld wordt functie 3 in de eerste plaats grotendeels opgenomen door niet-zorgactoren. De VDAB helpt de cliënt werk te zoeken. De sociale huisvestingsmaatschappij ontfermt zich over het wonen. Het OCMW begeleidt de cliënt met zijn budgetbeheer en eventuele juridische vragen. Het CAW neemt de samenlevingsproblemen op zich. Enzovoort. Maar in de realiteit gebeurt dat onvoldoende (ge­coördineerd) en dus kijkt men in de richting van de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg.”

“Wat de bevoegdheid betreft, is er met de zesde staatshervorming in elk geval toch al iets meer coherentie. Het zwaartepunt ligt nu duidelijk bij de Vlaamse overheid. Toch blijft het een complex kluwen, omdat niet alleen zorg en welzijn betrokken zijn, maar ook de domeinen arbeid, sociale economie, onderwijs, vrijetijd, cultuur, sport, enzovoort. Het blijkt bijzonder moeilijk te zijn om een beleid uit te stippelen over al deze domeinen heen.”

AANBEVELINGEN

“Met het cahier willen we functie 3 uit de dode hoek halen. Daarom eindigen we met een aantal aanbevelingen, zowel voor de overheden als voor het werkveld. Laat ons om te beginnen klaarheid scheppen, zodat we over hetzelfde spreken als we het over functie 3 hebben. Ons voorstel van definitie biedt alvast mooie kapstokken. Laat ons ook met zijn allen ijveren voor meer middelen om functie 3 volwaardig uit te rollen. Het Vlaams kabinet Welzijn en Volksgezondheid moet het initiatief nemen om met andere beleidsdomeinen als onderwijs, werk, sociale economie, sport en wonen aan tafel te gaan en een coherent beleid te ontwikkelen. Ook federaal is nog altijd voor een stukje betrokken, via de ziekenhuizen.”

“Het gaat niet alleen om financiële middelen, maar ook om de ruimte om bepaalde opdrachten onder functie 3 te kunnen opnemen. Vandaag zijn de opdrachten van voorzieningen door de erkenningen en de programmatie zo strikt bepaald, dat sommige opdrachten tussen wal en schip vallen. Functie 3 verkeert in dat geval. Als elke organisatie wat meer flexibiliteit en regelruimte zou krijgen, dan kan er misschien ook al meer worden gerealiseerd.”

“Er moet verder dringend werk worden gemaakt van een stroomlijning van de financiële kanalen en bevoegdheden. Neem bijvoorbeeld een cliënt in zijn rol als werknemer. Ofwel is de cliënt werkloos en dan is de VDAB de eerst aangewezen actor. Ofwel is de cliënt iemand die ziek is, en dan is de geestelijke gezondheidszorg de eerst aangewezen actor. Maar voor maatschappelijk herstel – functie 3 – heb je beide expertises nodig. Actoren uit de GGZ moeten samenwerken met actoren van de VDAB en omgekeerd. Niet alleen tot de cliënt werk heeft gevonden, maar ook daarna, om ervoor te zorgen dat hij zijn job kan behouden. Vandaag heeft niemand daar oog voor, met alle kwalijke gevolgen van dien. Ook budgettair moeten de verschillende domeinen de handen in elkaar slaan. Waarom kunnen we in de Vlaamse Sociale Bescherming (VSB) niet komen tot een ‘maatschappelijk participatiebudget’ voor de cliënt, zodat hij zelf de regie kan nemen voor functie 3?”

“Te lang is functie 3 in de schaduw gebleven. We mogen het belang ervan nochtans niet onderschatten. Als mensen met elkaar kennismaken, dan luidt een van onze eerste vragen: ‘Wat doe jij zoal in het leven?’ En dan antwoorden we dat we een partner hebben, twee kinderen en een mooie job. Maar wie door psychische kwetsbaarheid minder van dat alles heeft, voelt zich snel waardeloos in onze samenleving. Geef deze mensen terug maatschappelijke betekenis en je zult ze zien herleven. De macro-economische impact hiervan is gigantisch, om nog te zwijgen over de kwaliteit van leven van deze mensen.”

“Alle internationale studies tonen aan dat voor elke euro die een samenleving investeert in geestelijke gezondheidszorg, de return minstens anderhalve euro is. Het grote probleem is dat de investering vaak moet worden gedragen door het beleidsdomein zorg, terwijl het andere beleidsdomeinen zijn die er de vruchten van plukken. Vandaar het idee voor een ‘maatschappelijk participatiebudget’ dat de bevoegdheden overstijgt. Dat kan perfect in de VSB, het past in de filosofie van de Vlaamse overheid, maar dan moet bij de inschatting van de zorgnoden ook aandacht zijn voor de ondersteuning die nodig is om de maatschappelijke rollen weer op te nemen. Ik vrees dat hiervoor nog altijd te weinig aandacht is. Maar misschien kan het cahier het debat hierover aanzwengelen.”

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: PETER DE SCHRYVER

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.