14/07/2017
Geestelijke gezondheidszorg

Persoonsgerichte zorg in al haar dimensies

4 juli 2017

DEMENTIA CARE MAPPING VERHOOGT HET WELBEVINDEN VAN PERSONEN MET DEMENTIE

PERSOONSGERICHTE ZORG IN AL HAAR DIMENSIES

Hoe kan je het welbevinden van personen met dementie in het woonzorgcentrum verhogen? Een krachtige methodiek is Dementia Care Mapping (DCM). Dat vinden althans het Expertisecentrum Dementie Sophia en Zorggroep Heilig Hart in Kortrijk, die samen aan de slag gingen. Met resultaat.

“We volgden met drie medewerkers een basisopleiding DCM: hoofdverpleegkundige Stephanie Vanden Berghe en ergotherapeut Vanessa De Latter van Zorggroep Heilig Hart en ikzelf van het Expertisecentrum Dementie Sophia”, vertelt Charlotte Cool. “Het gaat om een gezamenlijk project en dat maakt het sterk. DCM is een intensieve observatiemethodiek met daaraan gekoppeld een proces naar meer persoonsgerichte zorg. Persoonsgerichte zorg staat stil bij de totale persoon met zijn specifieke levensgeschiedenis en zijn context.”

“Tom Kitwood, grondlegger van de persoonsgerichte zorg, benoemt een aantal basisbehoeften bij elke mens. Hij stelt die voor in een bloem: comfort, identiteit, gehechtheid, zinvolle bezigheid en erbij horen. In het hart van de bloem staat de liefde centraal. DCM stelt de vraag welke acties nodig zijn om in die basisbehoeften te voorzien bij personen met dementie. Sommige acties versterken die behoeften, terwijl andere ze net ondermijnen. Gaat het over de identiteit van iemand met dementie, dan is betutteling door in verkleinwoorden te spreken bijvoorbeeld ondermijnend. Als we zonder dat de bewoner het weet zijn medicatie pletten en in zijn maaltijd mengen, dan ondermijnen we zijn behoefte aan gehechtheid. Als we mensen uitsluiten van activiteiten omdat ze ‘het niet meer kunnen’, ondermijnen we hun behoefte aan zinvolle bezigheid. Versterkend daarentegen is als je de activiteit aanpast aan het tempo van de persoon met dementie, als je de tijd neemt om uit te leggen dat je de medicatie in de maaltijd mengt, als je iedereen met respect aanspreekt.”

OBSERVATIE

“Alles begint met een goede observatie”, vult Vanessa aan. “DCM laat je gedurende zes uur aaneensluitend observeren en data verzamelen. Om de vijf minuten noteren de observatoren of ‘mappers’ een aantal gedragscodes. Communiceren is code A, wandelen code K, slapen code N. Er is een hele lijst met codes om de activiteiten in kaart te brengen. Daaraan gekoppeld wordt een cijfer voor stemming en betrokkenheid genoteerd die met dit gedrag samengaat. Dat cijfer kan positief, neutraal of negatief zijn. Niet subjectief, maar volgens geijkte standaarden. Ook versterkende en ondermijnende acties van medewerkers worden genoteerd. Na zes uur heb je een hele verzameling data, die dan methodisch worden geanalyseerd en de bron zijn van feedback en verbeteracties. De observatie gebeurt in een gemeenschappelijke ruimte, waar interactie mogelijk is. Als observatoren proberen we de vlieg op de muur te zijn die niet opvalt maar alles ziet.”

“De diensten worden vooraf geïnformeerd over wat we doen en waarom”, zegt Charlotte. “De afdeling bepaalt zelfs mee welke bewoners zullen worden geobserveerd. Mensen die onrustig zijn, moeilijk hanteerbaar gedrag vertonen of net heel stilletjes zijn: we gaan voor een mix van karakters. De medewerkers worden dus betrokken, maar ze weten niet vooraf wanneer we langskomen. In het begin voelen sommigen zich gecontroleerd, maar dat is niet de bedoeling. Het gaat om het welbevinden van de bewoners, niet om een evaluatie van het personeel. Stephanie en ik hebben na de basisopleiding DCM nog een voortgezette opleiding gevolgd over een goede terugkoppeling naar het team. De samenwerking met de hoofdverpleegkundige is daarin van groot belang. Ook de directie moet hierin 100% geloven, anders heeft het weinig zin. Uiteindelijk gaat het erom de zorgverlening beter te maken.”

EFFECT

“Per observatie focussen we op een zestal bewoners”, vervolgt Charlotte. “Er zijn twee mappers: we houden andere bewoners in het oog, met één bewoner die we beiden observeren. Dat gebeurt om te checken of je wel dezelfde scores toekent. Dat is belangrijk, want de hele berekening en analyse is hierop gebaseerd. Je kan dat niet met de natte vinger doen.”

“Voor het pilootproject zijn we gestart met een nulmeting. Na de observatie gaven we feedback aan het team. Het is aan het team zelf om dan een actieplan uit te werken. Zo viel op dat de bewoners eigenlijk maar 7% van de tijd in beweging waren. Het team heeft dan veranderingen voorgesteld: bewoners worden nu meer betrokken bij huishoudelijke taken, het maaltijdgebeuren is anders georganiseerd en er zijn voelkaders geïntroduceerd. Het gaat om kleine dingen, niet om spectaculaire ingrepen”, vertelt Vanessa.

“Zes maanden na de nulmeting hebben we een tweede meting georganiseerd. De effecten bleken duidelijk op verschillende niveaus. Op het niveau van de bewoner merkten we een actievere betrokkenheid, een meer positieve stemming en een meer gevarieerd gedrag. Een bewoner die de hele tijd in haar haar friemelde, had een toiletzakje met een borstel gekregen. Een onrustige bewoner bleek vroeger als hobby kortingsbonnen uit te knippen: we gaven hem kranten en een schaar en die man is veel rustiger nu. Bij nog een andere bewoner was ons opgevallen dat zij te eten gegeven werd, terwijl ze het best zelf kon. Ook dat is een aandachtspunt: niets overnemen als het niet nodig is; wat de bewoner zelf nog kan, doet hij het best zelf. Het zijn allemaal kleine dingen, maar het verschil is meetbaar en merkbaar. Nog een voorbeeld: bij de maaltijd werd vroeger aan de hele tafel samen ‘smakelijk’ gezegd, nu gebeurt dat persoonlijk. En het blijkt dat de bewoners zich nu persoonlijk aangesproken voelen, terwijl dat vroeger niet het geval was. Het is een kleine moeite, maar je versterkt die bewoners ermee in hun identiteit”, weet Charlotte.

KRACHT

“De kracht van DCM is dat je zes uur met je neus op de feiten zit. Ik werk zelf als ergotherapeut en ik kijk nu met een andere bril naar de zorg die mijn collega’s en ikzelf verlenen. In het team hebben we afgesproken dat ik bij een volgende observatie een krukje naast mij zal zetten, waar medewerkers die er zin in hebben ook eens een kwartiertje mee kunnen observeren. Het is een oogopener”, zegt Vanessa. “Een tweede niveau met zichtbaar effect is het personeel”, beaamt Charlotte. “De medewerkers hebben meer inzicht in het gedrag van de bewoners en in het effect dat hun acties teweegbrengen. Omdat ze zelf verbetervoorstellen formuleren, voelen ze zich betrokken. Ze kunnen ook de familie van de bewoners beter informeren, wat zorgt voor een sterkere vertrouwensband. Ook de inzet van vrijwilligers is na de feedback uit de observaties herbekeken, zodat ook hun bijdrage nog meer dan vroeger effect heeft. En belangrijk: niets is van bovenaf opgelegd, de veranderingen komen vanuit de medewerkers zelf. Uiteindelijk kennen zij de bewoners het beste.”

“Een derde niveau met meetbare effecten, is de betere afstemming tussen verschillende disciplines. Zo houden we nu meer rekening met de middagrust en storen we bewoners niet meer in hun slaap om naar het kapsalon te gaan.”

“Wij gaan zeker met DCM voortwerken”, besluit Vanessa. “De methodiek heeft haar nut bewezen. We willen DCM ook in het elektronisch zorgdossier integreren, zodat we de observaties en de verbetertrajecten nog beter kunnen opvolgen. Je zou bijvoorbeeld elke donderdag een pop-up kunnen laten verschijnen met een concreet aandachtspunt voor een bewoner. Dat zou ons alert houden en de continuïteit van de zorg garanderen, ook als er na verloop van tijd personeelswissels zijn.”

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: PATRICK HOLDERBEKE

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.