10/11/2020
Zorgbeleid Eerste lijn Geestelijke gezondheidszorg

Een win-win voor beide partijen

SAMENWERKING HUISARTSEN EN PSYCHIATERS IN DE CENTRA GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

Een win-win voor beide partijen

November 2020

Van alle mensen die bij een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg terechtkomen is een groot deel doorverwezen door de huisartsen. Maaike Geerts, kinder- en jeugdpsychiater in de Centra Geestelijke Gezondheidszorg Vlaams-Brabant Oost en De Pont, en Yves Biot, psychiater in Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Andante, hebben het over die samenwerking tussen eerste- en tweedelijnszorg. Waar liggen de verbeterpunten en wat kunnen de voordelen zijn? 

Wie kan aankloppen bij een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) en wie kan er geholpen worden? 

Maaike Geerts: “Wij zien mensen met angst- en stemmingsproblemen, ontwikkelingsproblemen zoals autisme en ADHD, gezins- en relatieproblemen en problemen die samenhangen met werk of school. Specifiek bij kinderen en jongeren gaat het vaak over gedragsproblemen, school- en leerproblemen, maar ook gezins- en opvoedingsproblemen, ontwikkelingsproblemen en emotionele moeilijkheden zoals depressieve symptomen of zelfmoordgedachten.

In principe kan iedereen die nood heeft aan ambulante hulp aankloppen bij een CGG. Maar omdat we over beperkte middelen beschikken en met lange wachtlijsten kampen, zijn we de laatste jaren verplicht om ons te richten tot de mensen die het financieel niet aankunnen om hulp te zoeken bij een zelfstandig psycholoog. Vroeger was dat anders. Toen verloren we de doelgroep met mindere financiële mogelijkheden zeker niet uit het oog, maar kwamen er ook mensen die graag door een multidisciplinair team behandeld werden. Nu zetten we onze capaciteit maximaal in voor mensen die geen andere mogelijkheid hebben dan bij ons aan te kloppen.”

“Een betere link met de huisarts komt ook de algemene gezondheid van de patiënt met een psychiatrische problematiek ten goede. Wanneer er een korte lijn is vanuit het CGG naar de huisarts is er ook meer aandacht voor de somatische problemen.”

Yves Biot: “In het CGG werken we voor die brede doelgroep, maar we bekijken altijd of het om een ernstige psychiatrische problematiek gaat die de gespecialiseerde hulp van een multidisciplinair team nodig heeft. Problematieken waarvan we aanvoelen dat die met een aantal gesprekken snel verlichting kunnen bieden, verwijzen we vaker door naar de eerstelijnszorg. Dé kanttekening blijft altijd de financiële situatie van de mensen. CGG Andante, waar ik werk, zit middenin een kansarme wijk. Dat is een publiek met een heel kwetsbaar profiel waarvan velen niet in staat zijn om hulp te zoeken bij een privépraktijk van psychologen.”

Maaike Geerts: “We doen zoveel mogelijk aan tweedelijnswerking; onze cliënten zijn bijna uitsluitend doorverwezen. Wanneer mensen zichzelf aanmelden, bekijken we in eerste instantie of - in mijn geval voor kinderen en jongeren - het probleem al besproken werd met de school, het CLB of de huisarts. Zo proberen we die partners te betrekken in de begeleiding. Soms volstaat die hulp in de eerste lijn.”

Welke rol heeft de psychiater in een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg?

Maaike Geerts: “De meeste centra beschikken over minstens drie disciplines, namelijk een maatschappelijk werker, een psycholoog en een psychiater. Wij werpen onze psychiatrische blik zowel op de kinderen als de gezinnen. Een CGG is zeker niet heel strikt hiërarchisch georganiseerd. Er heerst een sfeer van multidisciplinariteit waar iedereen zijn inbreng heeft. Maar wanneer we echt knopen moeten doorhakken - bijvoorbeeld bij een beslissing over een cliënt – neemt meestal de psychiater de beslissing.”

Yves Biot: “Volgens mij zijn er verschillen in de manier waarop de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg dat concreet invullen. Voor mij persoonlijk kan dat gaan van het voorschrijven van medicatie, het opmaken van verslagen en documenten tot het zelf geven van therapie aan cliënten. Dat laatste is vooral een eigen keuze. Zo blijf ik voeling hebben met het werk van de therapeuten. Ik vind het belangrijk om als psychiater een grote affiniteit te behouden met het psychotherapeutisch denkkader, want dat is een groot onderdeel van de behandeling in een CGG. De therapeuten begeleiden de meeste cliënten; de psychiater wordt er bijgehaald wanneer de problematiek om een extra invalshoek vraagt. Het is voor het team heel waardevol dat verschillende disciplines elk vanuit hun eigen blik naar een problematiek kunnen kijken.”

Huisartsen verwijzen vaak cliënten door naar jullie. Hoe verloopt de verdere samenwerking dan?

Yves Biot: “Ik werkte zelf 13 jaar als huisarts in Antwerpen tot ik besliste om ook psychiatrie te gaan studeren. Dat heeft natuurlijk wel invloed op hoe ik naar die samenwerking kijk, net omdat ik de beide kanten heel goed ken. Een groot deel van de mensen die bij ons terechtkomen, is doorverwezen door de huisarts. Zij vormen ons belangrijkste toeleidingskanaal.” 

Maaike Geerts: “Over het algemeen verloopt de samenwerking met de huisartsen goed. De meeste doorverwijzingen blijken terecht en goed ingeschat. We merken ook dat veel gezinnen een eerstelijns- én een tweedelijnsaanbod nodig hebben. In die complexe gevallen is het noodzakelijk dat de verschillende diensten samenwerken, overleggen en afstemmen. Naar mijn aanvoelen verloopt dat ook vlot. Maar er zijn zeker ook verbeterpunten bij beide partijen. In de eerste plaats moeten we nog investeren in de communicatie met de huisartsen. We houden hen niet vaak genoeg op de hoogte wanneer we een behandeling opstarten of afronden. Dat gebeurt wel in de gevallen waar dat echt aan de orde is, maar het verloopt niet systematisch genoeg.” 

Yves Biot: “Het is een belangrijk werkpunt voor de Centra Geestelijke Gezondheidszorg om de communicatie met de huisartsen te verbeteren. Onze beperkte middelen en informaticasystemen die qua elektronische communicatie nog niet op punt staan, spelen daarin zeker ook een rol, maar dat mag ons niet tegenhouden om zelf contact op te nemen. Je kan samen overleggen over de cliënt en je kan zo ook de zorg verdelen. De psychiater kan hier een rol in spelen omdat het soms makkelijker is om van arts tot arts te spreken.” 

Maaike Geerts: “Het elektronisch patiëntendossier is nog niet overal volledig operationeel en daardoor gebeurt die communicatie nog niet automatisch. Voor beide partijen is het uiteraard heel zinvol om te weten welke medicatie voorgeschreven werd of welke behandeling er loopt. Maar daar wil ik een belangrijke kanttekening bij maken, die deels ook verklaart waarom die communicatie niet zomaar geautomatiseerd kan worden. In de geestelijke gezondheidszorg ligt het beroepsgeheim extra gevoelig. Mensen delen zeer persoonlijke verhalen en wij moeten erover waken dat we niet zomaar alles delen. Het is onze taak om goed te communiceren, maar tegelijk erg zorgvuldig om te springen met het beroepsgeheim.” 

Zijn er verbeterpunten die het CGG moet aanpakken? 

Yves Biot: “Eerst en vooral zouden de psychiaters en de huisartsen elkaar beter kunnen leren kennen, bijvoorbeeld door vaker informeel te overleggen. Nu is er soms een vorm van drempelvrees. Daarnaast is er een vlotte doorstroom van informatie nodig, hetzij via brief of elektronische communicatie. We moeten daarvoor niet altijd helemaal in detail treden – dat staat vaak haaks op de vertrouwensrelatie die nodig is voor een geslaagde therapie – maar het is absoluut zinvol om te verwittigen wanneer een patiënt een traject start, afrondt of wanneer er medicatie voorgeschreven wordt. Die basale communicatie moet echt beter kunnen.”

“Misschien speelt mijn achtergrond hier mee, maar zelf neem ik heel makkelijk de telefoon om een collega op te bellen. Ik voel wel dat dit bij sommige collega’s minder evident is. Natuurlijk is de tijdsdruk ook een belangrijk gegeven. Wij moeten heel wat zorgvragen beantwoorden, patiënten zien en die multidisciplinair bespreken. Dat doen we allemaal met heel weinig werkuren. Daarbovenop nog eens gaan bellen naar de huisarts of extra overleggen kost opnieuw extra tijd. Dat is niet altijd evident.”

Wat kan het aandeel van de huisartsen hierin zijn? 

Maaike Geerts: “Er is natuurlijk ook werk aan de communicatie in de omgekeerde richting. Huisartsen zijn ook niet altijd even bereikbaar of beschikbaar om naar een overleg te komen. Ook zij kampen met tijdsgebrek waardoor niet alle informatie doorgegeven wordt. Het gebeurt soms dat een huisarts antidepressiva opstart bij een cliënt die bij mij in begeleiding is, zonder dat ik daar weet van heb.” 

Yves Biot: “Een vlotte bereikbaarheid van de huisartsen is een belangrijk vertrekpunt en gelukkig lukt dat vaak goed. Toch is iedere huisarts niet even makkelijk te bereiken. Aan hun kant van het verhaal spelen echter dezelfde obstakels. Zijn zien ook veel patiënten, moeten veel taken vervullen. Ook de huisartsen moeten hiervoor ruimte krijgen en maken. Misschien moet er daarnaast ook gedacht geworden aan een vergoeding voor huisartsen om aan een overleg deel te nemen. We zitten in een systeem van prestatiegeneeskunde. Die organisatievorm is makkelijk toepasbaar in de acute zorg, maar voor de chronische en complexe zorg ligt dat moeilijker.” 

Welke voordelen zou het opleveren wanneer die verbeterpunten aangepakt worden? 

Yves Biot: “Het zou er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat patiënten sneller op de juiste plaats terechtkomen. Wanneer huisartsen gerichter verwijzen, komen er minder mensen tevergeefs op intake terwijl ze beter geholpen kunnen worden in de eerste lijn. Een betere link met de huisarts komt ook de algemene gezondheid van de patiënt met een psychiatrische problematiek ten goede. Heel wat van die patiënten hebben vaak ernstige gezondheidsproblemen en chronische ziekten. Wanneer er een korte lijn is vanuit het CGG naar de huisarts is er meer aandacht voor die somatische problemen. We mogen niet vergeten dat de drempel om aan te kloppen bij een CGG voor sommige mensen erg hoog is. We moeten daarnaast ook oog hebben voor de culturele verschillen. In sommige bevolkingsgroepen is het stigma bij psychiatrische problemen extra groot. Zo merken we dat er veel mensen een afspraak maken maar uiteindelijk nooit tot bij ons raken. Huisartsen vervullen naar mijn aanvoelen in die context al een heel belangrijke rol en bieden heel wat psychosociale hulp, ook door hun patiënten alsnog te motiveren om zich bij een CGG aan te melden.” 

Maaike Geerts: “Huisartsen hebben interessante en relevante informatie over een cliënt omdat zij die vaak langer kennen en al meermaals zagen. Daardoor kijken ze met een andere blik naar de cliënt. Die achtergrondinformatie geeft een bredere en ruimere kijk die heel erg nuttig kan zijn in een behandeling. Zowel de huisarts als het CGG is gebaat bij een goede samenwerking. Zo kunnen we ons elk richten op onze expertise. Bij goed overleg kan de huisarts vooral focussen op het medische aspect en het CGG op de psychiatrische kant. Dat is een win-win. Op die manier zitten we niet in elkaars werkveld en is het ook voor de cliënt helder.”

“In de geestelijke gezondheidszorg ligt het beroepsgeheim extra gevoelig. Mensen delen zeer persoonlijke verhalen en wij moeten erover waken dat we niet zomaar alles delen. Het is onze taak om goed te communiceren, maar tegelijk erg zorgvuldig om te springen met het beroepsgeheim.”  

In dit gesprek vielen verschillende keren de woorden “lange wachtlijsten”. Hoe gaan jullie hiermee om? 

Yves Biot: “Wij ervaren een hele grote druk aan onze voordeur en proberen de wachtlijsten in te korten door te werken met andere methodieken. Het is echter een illusie om te geloven dat werken met korter durende therapieën alles zal oplossen. Het is een structureel probleem. Je kan moeilijk met heel beperkte middelen een antwoord bieden aan een zo omvangrijke vraag.”

Maaike Geerts: “Wij zoeken voortdurend naar oplossingen voor het capaciteitsgebrek. We proberen te zoeken naar extra middelen en financiering, bijvoorbeeld door in projecten te stappen. Daarnaast zijn we strenger in wie we toelaten en richten we ons tot de mensen die nergens anders hulp kunnen vinden. Wanneer mensen zich aanmelden, proberen we de urgentie en de ernst in te schatten. Voelen we dat wachten echt fataal kan zijn, dan maken we een uitzondering en geven we die bepaalde cliënt voorrang. Hier moeten we wel opletten dat we niet uitsluitend met die uitzonderingen werken waardoor mensen met minder urgente problematieken nog langer moeten wachten. Wij kunnen ondertussen rekenen op een mobiel crisisteam dat bij specifieke situaties aan huis kan gaan. Dat ontlast ons team een beetje. We proberen voortdurend onze in- en uitstroom zoveel mogelijk te optimaliseren. Zo kunnen we met de beperkte middelen die we hebben de juiste mensen zoveel mogelijk helpen, maar we blijven kampen met een gebrek aan middelen en capaciteit.”

Yves Biot: “De wachtlijsten zijn een reëel en groot probleem. Het is ronduit pijnlijk om als hulpverlener steeds opnieuw te moeten zeggen aan mensen ‘je kan nu niet bij ons terecht’. Dat zorgt voor uitputting bij veel collega’s. We proberen de wachtlijsten zo kort mogelijk te houden, maar als de vragen het aanbod ruim overtreffen, dan is de situatie dramatisch te noemen. Je kan er ook niet naast kijken dat er belangrijke verschillen bestaan tussen de somatische en de geestelijke gezondheidszorg. Zo is het bijvoorbeeld ondenkbaar dat patiënten met diabetes die zich aanmelden in een ziekenhuis te horen zouden krijgen dat ze pakweg zes tot twaalf maanden moeten wachten op een behandeling. Fundamenteel klopt er iets niet. Dat kunnen wij niet enkel ondervangen met de middelen en de mensen die we hebben. Het heeft ook te maken met beleidskeuzes en financiering.”

 

TEKST: KIM MARLIER • BEELD: JONATHAN RAMAEL

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.