10/11/2020
Zorgbeleid Eerste lijn

“Onrustwekkend veel mensen in Brussel stellen medische zorgen uit wegens geldproblemen”

DE UITDAGINGEN VAN EEN HUISARTS IN DE HOOFDSTAD

"Onrustwekkend veel mensen in Brussel stellen medische zorgen uit wegens geldproblemen"

November 2020

Ze werkt al ruim twintig jaar als huisarts in Anderlecht en kent de uitdagingen én rijkdommen van de grootstad als geen ander. Dr. Ann Roex pleit voor meer structurele ondersteuning en middelen. “Elk netwerk van huisartsenpraktijken zou een meer gecentraliseerd management moeten hebben.”

U startte ruim 20 jaar geleden als huisarts in Anderlecht, in de praktijk van uw vader, de geëngageerde huisarts Milan Roex. Wat hebt u van hem geleerd?

“Heel veel, op verschillende niveaus. Ten eerste de relatie met patiënten: die was bij hem heel open, hij probeerde zich in te leven in ieders leefwereld en toonde een oprechte interesse in de mens. Daarnaast de manier waarop hij zijn vak benaderde. Tot de laatste dagen in de praktijk bleef hij gedreven zoeken naar vernieuwing en verbetering. En ten slotte nam hij ook een duidelijke rol op in de maatschappij door te streven naar verantwoordelijke en verantwoorde zorg, onder meer door zo kostenefficiënt mogelijk te werken. Ik probeer zeker in zijn voetsporen te treden.”

Hebt u er zelf ooit aan getwijfeld om huisarts te worden in Brussel?

“Nee, ik zou nergens anders huisarts willen zijn. Ik woon ook in Anderlecht, dus ik voel me hier op mijn plaats. Het is een ongelofelijk boeiende plek om te werken. Onze patiëntenpopulatie is jong, maar heeft ook veel verschillende ziektes. We worden dus geconfronteerd met een grote variëteit aan medische problemen, wat op zich al een intellectuele uitdaging is. En bovendien ontmoeten we dagelijks mensen met een grote diversiteit, zowel op het vlak van gen-der, cultuur, afkomst, sociaal-economisch profiel en opleidingsniveau.”

“We merken dat er sinds Covid-19 méér overleg is met ziekenhuizen over de patiënten: een mooi neveneffect.”

Hoe hebt u uw werk en de praktijk de voorbije decennia zien evolueren?

“Dat is wel een héél brede vraag (lacht). Op twintig jaar tijd heb ik veel klinische ervaring opgedaan, waardoor het werk wat meer ontspannen wordt. Maar er zijn natuurlijk ook zaken die complexer zijn geworden, zeker in Brussel. Zo zijn er op het vlak van organisatie en financiering vaak verschillende oplossingen in het Vlaams, Waals en Brussels gewest. Dat geeft ons veel kansen, maar het is ook moeilijk om het overzicht te bewaren. Bovendien waren veel organisaties eerst federaal, maar werden ze met de jaren geregionaliseerd. Dan wordt het natuurlijk moeilijk om de sociale kaart goed te beheersen, iets wat cruciaal is voor een huisarts. Maar ook de samenwerking met ziekenhuizen is er niet eenvoudiger op geworden. Alleen al in Anderlecht zijn er drie, en ook de andere gemeenten zijn niet ver. Onze patiënten laten zich in zeer veel verschillende ziekenhuizen behandelen, waardoor het complex is om nauw samen te werken met specialisten. Al merken we dat er sinds Covid-19 wel méér overleg is met ziekenhuizen over de patiënten: een mooi neveneffect.”

U werkt in een groepspraktijk: is dat de toekomst voor huisartsen van morgen?

“In onze praktijk werk ik samen met twee andere artsen, maar we hebben ook een samenwerkingsverband met drie andere praktijken. Zo’n netwerk heeft een grote meerwaarde, voor ons én voor de patiënten. Al zou alles nog veel vlotter kunnen verlopen, mochten we structurele ondersteuning krijgen. Nu heeft elke praktijk zijn eigen assistent, die afspraken regelt, loonfiches invult enz. Het zou veel makkelijker zijn mocht er binnen het netwerk één manager of één centrale administratie zijn die al die zaken regelt, op een uniforme manier. Dat zou ons artsen heel wat rompslomp besparen.”

Hoe belangrijk is het om als huisarts multidisciplinair te werken?

“Zeer belangrijk, dat spreekt voor zich. Maar in de praktijk is het niet altijd eenvoudig. Zo hebben we in ons netwerk al samenwerkingsverbanden met teams van verpleegkundigen. Die raden we steevast aan wanneer onze patiënten hulp nodig hebben. Maar vaak kiezen die patiënten hun verpleegkundige liever zelf. Weet je wat een enorme meerwaarde zou zijn? Mocht het OCMW betrokken worden bij ons team. Armoede is zo alomtegenwoordig in Anderlecht. Mochten wij een referentiepersoon hebben bij het OCMW, dan zou de drempel voor onze patiënten veel kleiner worden. In Brussel is er een onrustwekkend aantal mensen dat medische zorgen uitstelt wegens financiële problemen. Daar zijn ook heel wat tweeverdieners bij.”

Hoe proberen jullie die mensen toch te helpen?

“We proberen zo laagdrempelig mogelijk te werken. Dankzij het online medisch dossier zien we meteen wie in aanmerking komt voor de derdebetalersregeling en die passen we dan automatisch toe. Maar voor een aantal mensen is zelfs één of vier euro te veel. Bovendien zijn ze vaak bang voor eventuele bijkomende kosten: extra onderzoeken of medicatie bijvoorbeeld.”

Ook diversiteit en meertaligheid zijn wellicht grote uitdagingen in een grootstad?

“Ik woon in Anderlecht, dus diversiteit is voor mij de normale gang van zaken. Ik vind het vooral boeiend en verrijkend. En in onze praktijk ondervinden we weinig taalproblemen. Er zijn ook videotolken beschikbaar, voor als dat nodig is. Al weet ik dat het in heel wat andere praktijken wél veel moeilijker verloopt.”

In de eerstelijnszorg wordt preventie steeds belangrijker. Hoe vullen jullie dat in?

“We doen verschillende kleine dingen, die toch een verschil kunnen maken. Zo schrijven we al jaren risicopatiënten aan over de jaarlijkse griepvaccinatie. We sturen hen een brief met een voorschrift, omdat de drempel zo lager wordt. Dit jaar pakken we het anders aan, omdat we willen vermijden dat er te veel mensen tegelijk naar de raadpleging komen. Daarom organiseren we twee vaccinatiezaterdagen in een lokale school, waar we om de vijf minuten een patiënt vaccineren. Het vraagt zeer veel tijd, energie én geld om zoiets te regelen - alleen al die brieven versturen is een investering waarvoor we eigenlijk geen ondersteuning hebben. Maar we proberen alles te doen om zoveel mogelijk patiënten te bereiken. De voorbije maanden merkte ik ook dat een deel van de bevolking niet goed geïnformeerd is over de coronaregels. Ik heb een briefje gemaakt met een overzicht en dat breng ik regelmatig ter sprake tijdens consultaties. Ook dat is preventie. Maar de overheid zou hierin veel meer moeten investeren.”

Werken jullie ook met een eerstelijnspsycholoog?

“Tijdens het pilootproject van de Vlaamse overheid hadden we inderdaad een eerstelijnspsycholoog in onze praktijk. Dat was een enorme meerwaarde. Het was ineens veel makkelijker om patiënten door te verwijzen: zij voelden meteen vertrouwen omdat de psycholoog in onze praktijk werkte. Zo viel die veeleer binnen de ‘medische sfeer’, waardoor het taboe minder groot werd. En we hadden geen wachtlijst, iets wat in de geestelijke gezondheidszorg helaas uitzonderlijk is. Hopelijk kunnen we in de toekomst opnieuw zo’n samenwerking aangaan.”

“Weet je wat een enorme meerwaarde zou zijn? Mocht het OCMW betrokken worden bij ons team. Armoede is zo alomtegenwoordig in Anderlecht.”

U geeft ook les aan studenten geneeskunde. Wat probeert u hen mee te geven?

“Ik geef aan de VUB lessen over communicatie, diversiteit en multidisciplinaire samenwerking. En daarnaast ben ik coördinator van een nieuw opleidingsonderdeel: ‘Out of the box’. Vanaf de eerste dag van hun opleiding laten we onze studenten nadenken over gezondheidsgerelateerde problemen, met een bredere focus dan enkel diagnose of behandeling. Zo hadden we een casus rond het effect van luchtvervuiling op de gezondheid van kinderen. Daarover kwamen allerlei experts spreken vanuit hun expertise: een bioloog, een socioloog, een arts… We willen de studenten leren dat ze als arts ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en dat het belangrijk is om verschillende perspectieven in acht te nemen.”

Ons land - en zeker Brussel - wordt nu weer hard getroffen door Covid-19. Bent u optimistisch over de komende maanden?

“Het is onze taak om te zorgen voor onze patiënten en voor onszelf. Maar ik zal niet ontkennen dat het bij momenten erg zwaar is. Ik hoop gewoon dat de testcapaciteit snel toeneemt, met daaraan gekoppeld efficiënte tracing. Nu is die nog te onvoorspelbaar: als een patiënt mij verwittigt dat een van zijn nauwe contacten positief testte, weet ik niet zeker of hij gecontacteerd zal worden door een tracer. Dus ik weet ook niet of ik zelf een testcode en een quarantaine-attest moet aanvragen. Meer zekerheid en efficiëntie zou de rol van huisartsen zeker verlichten. Bovendien zou de bevolking nog beter geïnformeerd moeten worden. Er is echt nood aan empowerment van patiënten, zodat iedereen weet wat de regels nu precies zijn.”

 

TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK • BEELD: JAN LOCUS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.