09/03/2020
Zorgbeleid Eerste lijn

Geef niet te snel op. Durf op je strepen te staan

INTERVIEW MET DR. MARC MOENS

GEEF NIET TE SNEL OP. DURF OP JE STREPEN TE STAAN

Maart 2020

Op 24 januari organiseerde de Vlaamse afdeling van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS) een jubileumsymposium ter ere van dr. Marc Moens, die zich al 40 jaar inzet voor een leefbare en kwaliteitsvolle geneeskunde. Dr. Moens kwam in 1998 voor het eerst aan het hoofd van BVAS. Gespreid over 21 jaar stond hij 12 jaar aan het roer van het syndicaat. Vorig jaar gaf hij de fakkel als voorzitter door. In 2019 werd hij verkozen tot ‘Specialist van het Jaar’. We spraken dr. Moens enkele dagen na het symposium.

Hoe was het jubileumsymposium, dr. Moens?
Dr. Marc Moens: Het was een onverwacht cadeau en een schitterende organisatie. Ik ben nog altijd wat van mijn sokken geblazen, om eerlijk te zijn. Er was een mooie opkomst en er waren eminente sprekers als minister De Block, minister Beke en de topmensen van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid. Verder ook heel wat collega’s, vrienden en kennissen. Ik heb het symposium ervaren als een erkenning voor mijn hele loopbaan. Ik heb me 40 jaar ingezet voor de verdediging van het artsenberoep én voor de patiënten. Dat laatste vergeet men weleens. Uiteindelijk is elk van ons vroeg of laat patiënt. Ik ben enkele jaren geleden zelf ernstig ziek geweest. Je kan dat niet loskoppelen. Ik heb me ingezet voor alle artsen, van alle specialismen, en dat bleek ook mooi uit de getuigenissen van de verschillende sprekers.

Wie van de sprekers of welke boodschap heeft u het meest verrast?
De visie van directeur-generaal Pedro Facon van de FOD Volksgezondheid op de organisatie van de gezondheidszorg wijkt af van de visie van de BVAS, maar ik ben niet blind voor de evoluties. De jongere generatie kijkt anders naar de dingen. Je kan de context vandaag niet vergelijken met de jaren 1970 of 1980, toen ik als arts aan het begin van mijn loopbaan stond. De toenemende aandacht voor een gezonde werk-privébalans heeft ook een impact op de organisatie van de gezondheidszorg. Al mag de slinger wat mij betreft ook niet naar de andere kant doorslaan. De vrije keuze van de patiënt geeft, samen met de vrijheid van therapie van de arts, het beste resultaat. Die vrijheden mogen niet in het gedrang komen. Pedro Facon zoekt oplossingen in de nieuwe context, maar zoals administrateur-generaal Jo De Cock van het RIZIV opmerkte: door de beperkte budgetten is niet alles mogelijk. Dat kan weleens botsen met de vrijheid van de patiënt en van de arts.

Er is de vrijheid van de arts, maar meer en meer zet Evidence Based Medicine (EBM) toch de norm?
Dat klopt, maar ook EBM is voor verbetering vatbaar. Niet voor alle aandoeningen zijn er vandaag al EBM-richtlijnen. En dan nog… De dingen evolueren. Ik ben 42 jaar actief geweest in de laboratoriumgeneeskunde. Kijk bijvoorbeeld naar de antibio­ticaresistentie, continu in evolutie. De vrijheid van therapie betekent overigens niet dat de arts om het even wat kan doen. Het moet wetenschappelijk verantwoord zijn, waar mogelijk. Daarnaast zijn er andere aandachtspunten: empathie bijvoorbeeld, geen EBM, maar ze vormt wel een cruciaal element in de therapie. Er bestaat ook nog altijd iets als fingerspitzengefühl in de geneeskunde. Het is niet allemaal EBM.

U was jaren actief als arts in het Imeldaziekenhuis. Ook daar nam u beleidsverantwoordelijkheid op. Hoe kijkt u vandaag naar de rol van de medische raad en de samenwerking tussen artsen en bestuur?
Een goede wisselwerking tussen raad van bestuur, directie en artsen is cruciaal voor een ziekenhuis. Zonder goed overleg kan een ziekenhuis niet functioneren. Daarom hebben we met BVAS zo hard de nadruk gelegd op het medezeggenschap van de medische raad in de ziekenhuisnetwerken. Ik ben zelf 15 jaar ondervoorzitter van de medische raad geweest, tot mijn afscheid twee jaar geleden. De inbreng van artsen is essentieel. In het Verenigd Koninkrijk hebben ze die inbreng verwaarloosd, met catastrofale gevolgen: schandalen, vermijdbare overlijdens… Dé oorzaak van het falen van het Britse systeem is onvoldoende inbreng van artsen in het beleid van de ziekenhuizen. Mijn ervaring in de medische raad bevestigt het tegenovergestelde. Ik pleit trouwens ook voor continu overleg met verpleegkundigen en andere zorgprofessionals in het ziekenhuisbeleid.

“De netwerkvorming is een noodzakelijke evolutie. Maar natuurlijk is er ongerustheid. Artsen moeten veranderen van werkplek of zullen soms van het ene naar het andere ziekenhuis moeten trekken voor hun patiënten. Daar moeten we leren mee leven.”

Als artsen mee besturen, vergt dat nieuwe inzichten en andere vaardigheden van de artsen. Ziet u hier een evolutie?
Absoluut! Artsen die zich engageren, moeten hiervoor tijd kunnen vrijmaken. Daarover moeten afspraken gemaakt worden binnen de artsenassociaties. Dat engagement moeten de collega’s tolereren en waarderen. Een engagement in de medische raad zou financieel vergoed moeten worden met een bijdrage vanuit het budget voor financiële middelen aan de associatie die een collega afvaardigt. Van zijn kant heeft de arts die beleidsverantwoordelijkheid opneemt de plicht om de nodige vaardigheden te verwerven. Ik heb dat mijn hele loopbaan gedaan. Enige kennis van management is noodzakelijk als je wil meepraten met de managers. Ik zie bij de artsen trouwens een groeiende belangstelling en dat doet me plezier.

Wat vindt u overigens van het verloop van de netwerkvorming?
Het is een noodzakelijke evolutie. Maar natuurlijk brengt de overgang problemen en ongerustheid met zich mee. Niemand verandert graag. Artsen moeten veranderen van werkplek of zullen soms van het ene naar het andere ziekenhuis moeten trekken voor hun patiënten. Daar moeten we leren mee leven. Soms moet je minder populaire beslissingen durven te nemen. BVAS verzet zich bijvoorbeeld niet tegen het sluiten van kleinere materniteiten. Om economische redenen, maar in de eerste plaats om redenen van kwaliteit. Elke arts moet de nodige ervaring kunnen opdoen om voorbereid te zijn op noodsituaties. Dat is de enige juiste reden. Ik ben bestuurder van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en heb er mee de studie goedgekeurd. Tegelijk kom ik op voor de gynaecologen en pediaters die uit de boot dreigen te vallen. Zij moeten een plaats in het netwerk krijgen. Je kan die artsen hun beroep niet afpakken. Het zijn zelfstandigen, zonder vangnet. Concentratie van hooggespecialiseerde zorg? Ja! Op voorwaarde dat elke arts in het netwerk aan de slag kan blijven.

Wat beschouwt u als uw grootste realisatie?
Dat ik er al die jaren in geslaagd ben de samenwerking tussen de diverse specialisten onderling én met de huisartsen optimaal te houden, over de taalgrens heen. In het bestuur en de directie van de BVAS zitten Franstalige en Nederlandstalige huisartsen en artsen van uiteen­lopende specialismen samen aan één grote tafel. De goede verstandhouding in stand houden, is niet evident. Ik weet ook niet hoe lang de samenhang Noord-Zuid nog zal lukken.

U hebt al veel masseerwerk moeten verrichten?
Dat mag je wel zeggen. Daar kruipt tijd in. Het is werk achter de schermen dat je niet naar buiten brengt. Uiteraard zijn er soms conflicten. We zijn mensen zoals andere mensen.

“Mijn grootste realisatie? Dat ik er al die jaren in geslaagd ben de samenwerking tussen de diverse specialisten onderling én met de huisartsen optimaal te houden, over de taalgrens heen. Ik weet niet hoe lang de samenhang Noord-Zuid nog zal lukken.”

Wat is uw grootste teleurstelling?
De medische verkiezingen van juni 2018. De lage opkomst heeft me zwaar teleurgesteld. Amper 24% van de 51.000 stemgerechtigde artsen heeft zijn stem uitgebracht. We hadden nochtans extra inspanningen gedaan, ook via sociale media en onze nieuwsbrieven. In 2014 bedroeg de opkomst 38% en dat cijfer wou ik minstens evenaren. Het werd dus een stevige opdoffer.

Wat hebt u daaruit geleerd?
Ach, ik zou kunnen verwijzen naar enkele technische problemen bij de organisatie door het RIZIV, maar dat zou hoop en al 2 of 3% verschil gemaakt hebben. Het heeft me geleerd dat artsen de impact van het syndicale werk onderschatten. Het gevolg is nu wel dat we zwakker staan in het overleg met de overheid. Als de minister of de kabinetschef je impact in vraag stelt, dan is dat niet leuk. ‘Wat stelt u eigenlijk nog voor, meneer Moens? U scoort 56% op een opkomst van 24%, dat maakt dat u de steun hebt van 13% van de artsen.’ Dat is me letterlijk gezegd. Nadien is die sfeer gelukkig wat weggeëbd. Uiteindelijk heeft Open VLD ook maar 10% van de Belgische stemmen.

Hebt u een idee van de oorzaak van de desinteresse bij de artsen?
Het klinkt misschien overmoedig, maar ik geloof dat we het te goed hebben gedaan. Misschien troost ik mezelf met die gedachte. Te veel collega’s denken dat alles vanzelf gaat, net omdat we het zo goed gedaan hebben. In 2022 zijn er opnieuw medische verkiezingen. We zullen het belang van het syndicalisme goed in de verf moeten zetten. Wij zijn natuurlijk niet uit op stakingen zoals klassieke werknemerssyndicaten, maar wij willen de drijvende kracht blijven achter de modernisering van de medische werking. Er komen zoveel nieuwe uitdagingen op ons af: moleculaire diagnostiek, moleculaire therapie, genetica… Hoe kunnen we al die prachtige ontwikkelingen aan de patiënten aanbieden op een ethisch verantwoorde manier? Voor een bepaald type kanker is er bijvoorbeeld een immuuntherapie die 300.000 euro kost. Wie beslist wie deze therapie krijgt? En wie ze niet krijgt? Op welke gronden? Dat zijn de vragen van de toekomst. Het zijn bijzonder moeilijke vragen. Denk aan de kleine Pia. Geloof me: er zijn nog veel Pia’s.

Welk standpunt nemen artsen in deze ethische discussies in?
Het bijzondere standpunt van de arts is dat hij de patiënt voor zich heeft, letterlijk, in zijn praktijk. Je kijkt die patiënt in de ogen. En dan moet je hem een mogelijkheid verzwijgen? Of de mogelijkheid wel vernoemen maar zeggen dat er geen geld voor is? Artsen zijn de beste verdedigers van de patiënt, net door hun positie: we kijken elkaar in de ogen. Daarom kiezen artsen in ethische debatten veeleer de kant van de patiënt dan van de overheid, die het geld beheert. Terwijl we ons natuurlijk wel bewust zijn van de budgettaire beperkingen. Ik zie hier niet meteen een oplossing.

Wat is de grootste les die u geleerd hebt tijdens uw lange loopbaan?
Geef niet te snel op. Als je goede argumenten hebt, maar je gesprekspartners die de wetten maken denken daar anders over, dan moet je op je strepen staan. Met rationele argumenten. Dan mag je niet opgeven. Zo nodig breng je een besluit of wet voor de Raad van State of het Grondwettelijk Hof. Dat is gelukkig niet zo vaak gebeurd, maar als je overtuigd bent van je zaak, dan moet je volhouden. Ook al kost het handenvol geld en energie. Uiteindelijk haal je het.

U bent nog bestuurder bij de BVAS en hebt nog een aantal functies in het RIZIV. U blijft zich actief engageren?
Ik treed minder naar voren, maar ik blijf de zaken nog even volgen, ja. Tot de volgende artsenverkiezingen in 2022. Dan trek ik me stilletjes terug.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: SOPHIE NUYTTEN

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.