26/04/2017
Bestuur

Het sociale krijgt eindelijk meer plaats in Europa

18 april 2017

INTERVIEW MET EUROPEES COMMISSARIS MARIANNE THYSSEN

HET SOCIALE KRIJGT EINDELIJK MEER PLAATS IN EUROPA

Eind april presenteert Europees Commissaris voor Sociale Zaken Marianne Thyssen haar “Europese Pijler voor Sociale Rechten”. Daarin staan drie assen centraal: toegang tot de arbeidsmarkt en opleiding, goede arbeidsomstandigheden voor iedereen, en toegang tot sociale dienstverlening en bescherming. Ook het thema toegang tot de gezondheidszorg komt aan bod. “Wij willen de lidstaten een referentiekader bieden als gps om nieuwe wegen te verkennen. De globalisering en digitalisering stellen ons voor grote uitdagingen. Willen we onze Europese waarden, welvaart en democratie in stand houden, dan moeten we samen oplossingen formuleren en meer naar elkaar toegroeien.”

We ontmoeten Marianne Thyssen vrijdagochtend 17 maart. Twee dagen na de verkiezingen in Nederland en vijf dagen voor de herdenking van de zware terreuraanslagen in Brussel vorig jaar en de terreuraanslag in Londen. De scherpe veiligheidsmaatregelen in het Berlaymontgebouw, het hoofdkantoor van de Europese Commissie, herinneren aan de kwetsbaarheid van de Europese droom. Na een identiteitscontrole en een eerste inspectie van onze tassen komen we in het onthaal. Eenmaal aangemeld moeten we door een veiligheidscontrole zoals die op luchthavens: broeksriem uit, zakken leegmaken en alle “bagage” in een plastic bakje door de scanner. Zelf moeten we langs een metaaldetector en als die piept (usb-stick!) worden we gefouilleerd. Om maar te zeggen: niemand geraakt zomaar binnen bij de Europees Commissaris.

Op de tiende verdieping worden we evenwel gastvrij onthaald door een vriendelijke Marianne Thyssen. Ze excuseert zich voor de vele stapels papier op haar bureau. “Ik ben net terug van enkele dagen Boedapest”, verklaart ze. “Ik heb de Nederlandse verkiezingen van daaruit gevolgd via de internationale zenders. Natuurlijk voel ik me opgelucht. Dat het populisme niet overal voet aan de grond krijgt, is hoopgevend. Al mogen we niet euforisch zijn. De PVV van Geert Wilders is met een winst van vijf zetels de tweede grootste partij van Nederland. Gelukkig houdt een aantal centrumpartijen stand, waaronder CDA. Ik houd mijn hart vast voor de Franse verkiezingen op 23 april en 7 mei. Het is moeilijk te voorspellen hoe mensen zullen stemmen. Wat me verontrust, is dat zelfs de democratische partijen intern de extremen opzoeken, zowel aan de centrumlinker- als aan de centrumrechterzijde. Maar ik hoop dat de uitslag in Nederland de trend zet en het populisme geen kans geeft. Populisme is voor niemand goed. Als we ons op onszelf terugplooien, als we kiezen voor ‘elk voor zich’, dan zijn er alleen maar verliezers. De uitdagingen zijn immens: de globalisering, de digitalisering…

“Als alles goed gaat, vinden we dat heel snel niet meer dan normaal. Maar dat is het niet! Vrede en welvaart zijn nooit Vanzelfsprekend. Het zijn werkwoorden.”

De wereld is vandaag onrustig en instabiel. Kunnen we dat allemaal beter aanpakken in ons eentje? In verspreide slagorde? Dat gelooft toch niemand! Meer dan ooit hebben we elkaar nodig om onze waarden, onze democratie, onze welvaart, onze mensenrechten en onze kwaliteit van leven in stand te houden. Loopt alles perfect in Europa? Helemaal niet. Maar de verdeling van de welvaart is hier wel beter dan elders. En als we datzelfde vooruitzicht willen bieden aan onze kinderen en kleinkinderen, dan mogen we onze verworvenheden niet voor vanzelfsprekend nemen. Samen zijn we met 507 miljoen mensen. Sterk genoeg om belangrijke handelsakkoorden af te sluiten. Maar dat kan snel veranderen. Uiteindelijk zijn we maar een klein stukje van de wereld. In de G7, de groep van sterkste economische spelers, zitten vandaag nog vier Europese landen. Over 20 jaar zal dat allicht nog één land zijn: Duitsland. Hebben we er dan baat bij om als kleine landen onze eigen boontjes te doppen? Ik denk het niet. Alleen als we samenwerken, staan we sterk genoeg om onze waarden – want daar gaat het om – te beschermen. De founding fathers van de Europese Unie hadden die gedeelde waarden op het oog: vrijheid, democratie, mensenrechten, stabiliteit en vrede. Ze zijn een voorwaarde voor een kwaliteitsvol leven. Europa stelt mensen in staat om hun dromen waar te maken. Een goed leven, voldoende voedsel, een dak boven het hoofd, een goede gezondheidszorg, een toekomst voor onze kinderen, gelijke kansen… Laat ons dat samen verder uitbouwen en tegelijk ook onze verantwoordelijkheid opnemen voor de rest van de wereld.”

Net vandaag protesteert Amnesty International tegen de deal van Europa met Turkije. Ze noemt die “een schandvlek op het collectieve geweten van Europa”. Neemt Europa het zelf altijd wel nauw met zijn eigen waarden? Ondergraaft dat niet de geloofwaardigheid van het Europese beleid?
“Europa wil solidair zijn met de meest kwetsbare mensen die een toevluchtsoord zoeken voor oorlog en terreur. De migratiedruk is enorm hoog. We kunnen dit samen aan, op voorwaarde dat elk land zijn verantwoordelijkheid opneemt. De Europese Commissie heeft afspraken gemaakt om de vluchtelingen over alle landen te verdelen. Het zijn echter de nationale staten die talmen. De Europese Commissie heeft de afgelopen jaren veel voorstellen geformuleerd om de vluchtelingencrisis in goede banen te leiden, maar de lidstaten willen niet mee. We hebben meer internationale solidariteit nodig. Ja, er is nog werk aan de winkel. Ik voel me daar niet erg gelukkig bij. Ons systeem werkt niet perfect. Met Europees geld ondersteunen we de vluchtelingenorganisaties in Turkije. Het is een misvatting dat dat geld naar Erdogan gaat. Het zijn de NGO’s op het terrein die worden gefinancierd, niet de Turkse regering. Maar Amnesty International heeft een punt: we moeten méér solidariteit tonen. Elk land moet zijn deel van het werk doen. Ik heb het daar persoonlijk moeilijk mee.

Ken je het museum Westfront in Nieuwpoort, onder het ruiterstandbeeld van Albert I? Ik moet er vaak aan denken als ik de beelden van vluchtelingen zie: hoe gelukkig onze mensen wel waren dat ze konden vluchten toen dat nodig was en elders onderdak en opvang kregen. We vergeten zo snel. Europa wordt in de hele wereld benijd voor zijn waarden, zijn welvaart die relatief goed is verdeeld, en zijn vrede en stabiliteit. Bij de herdenking van Wereldoorlog I zagen we weer die beelden van jongens van 18 jaar die met pak en zak naar het front trokken. Welnu, vandaag vertrekken jongens en meisjes van 18 jaar met pak en zak op Erasmus! Dat is waar Europa het verschil maakt. En dat is waarvoor we moeten blijven strijden. Het komt echt niet allemaal vanzelf. Ondanks alle problemen en meningsverschillen hebben we de voorbije decennia heel mooie dingen gerealiseerd. Dat moet ons de veerkracht geven om ook vandaag te blijven vechten voor onze gezamenlijke toekomst en niet toe te geven aan gemakkelijk maar kortzichtig populisme. Elke generatie heeft haar uitdagingen. Als alles goed gaat, vinden we dat heel snel niet meer dan normaal. Maar dat is het niet! Vrede en welvaart zijn nooit vanzelfsprekend. Het zijn werkwoorden. Zonder Europese integratie stonden we vandaag niet waar we staan op het vlak van welvaart, gezondheidszorg, onderwijs enzovoort. Die zijn er niet vanzelf gekomen. Het zijn de vruchten van moedige politieke beslissingen en het harde werk van vele mensen.

marianne thyssen

Als Europees Commissaris voor Sociale Zaken hebt u mee de touwtjes in handen om Europa sociaal nog sterker te maken.
We nemen heel wat initiatieven. Ik verwijs naar het witboek dat voorzitter Jean-Claude Juncker van de Europese Commissie op 1 maart heeft voorgesteld. Het witboek bevat vijf mogelijke scenario’s voor de toekomst van Europa na de Brexit. Op het sociale vlak werk ik aan een doorbraak in het detacheringsdossier (het dossier over buitenlandse werknemers die vaak tegen goedkopere lonen in andere Europese landen worden tewerkgesteld nvdr). Dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar er zit beweging in. Gisteren nog heb ik in Hongarije uitgelegd dat de maat­regel niet tegen de Oost-Europese landen bedoeld is en dat we er allemaal bij te winnen hebben. Zo’n afspraken vergen veel overleg, argumentatie en afstemming. Het duurt daardoor soms wat lang, maar het is de enige manier om een duurzaam resultaat te bereiken. Onder het Maltees voorzitterschap hoop ik daarover nog voor de zomer een akkoord te bereiken.

De sociale dimensie in Europa moet sterker worden. Maar vergeet niet dat we uit een dal komen. De crisis en de nasleep ervan maken het niet gemakkelijker. Vandaag zien we echter dat meer mensen dan ooit aan werk zijn in Europa, dat de werkloosheid daalt en dat de armoede – die nog altijd te hoog is – opnieuw op het niveau van 2008 zit, het begin van de financiële crisis. De globalisering en de vergrijzing stellen ons voor nieuwe uitdagingen. Hoe kunnen we ons sociaal model binnen een competitieve markt in de toekomst vrijwaren? Allicht komen er andere vormen van werk, maar het referentiekader van onze waarden kan als kompas dienen als we nieuwe wegen inslaan. Sociale vooruitgang én een competitieve economie: beide moeten kunnen samengaan. Beide versterken elkaar ook. Rond die brede thematiek is sinds een tiental maanden een debat aan de gang in Europa. Eind april publiceer ik een document ‘Europese Pijler voor Sociale Rechten’, dat heel breed gaat. Het gaat over sociale rechten, maar ook over de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden en over de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van onze gezondheidszorg. Begrijp me niet verkeerd: Europa zorgt niet voor een tsunami aan nieuwe wetgeving. We nemen uiteraard onze eigen wetgevende verantwoordelijkheid en verwachten van de lidstaten hetzelfde. Wij bieden de lidstaten een referentiekader, een houvast om het werkgelegenheids- en sociaal beleid te toetsen en om op een positieve manier naar elkaar toe te groeien.

Het belang van Europa mag je niet onderschatten. Zowat 10% van de Europese uitgaven vallen onder mijn bevoegdheden. Ik zet in op een methodiek van samenwerking: elk land volgt zijn pad, maar de doelstellingen zijn gemeenschappelijk. We zijn als lidstaten afhankelijk van elkaar en moeten verder naar elkaar toegroeien. Het sociaal beleid in Europa moet een opwaarts beleid zijn, niet neerwaarts. Onze sociale bescherming is er niet vanzelf gekomen en we willen die verder versterken. Sommige concrete problemen moeten we ook wel samen aanpakken. Een recent voorbeeld uit de gezondheidszorg is de long term care. Neem een Belg die in Spanje gaat wonen, maar na verloop van tijd langdurig zorg nodig heeft: wie betaalt voor die chronische zorg? Dat is vandaag onvoldoende geregeld. We proberen daarover op Europees niveau afspraken te maken.

U bent ook bevoegd voor afspraken rond arbeidsflexibiliteit en werktijden. Een gevoelig thema in de gezondheidszorg, omdat het zowel werknemers als werkgevers in een keurslijf steekt. Denk aan het verplicht aantal uren rust tussen twee shiften, waardoor een werknemer na een late dienst geen vroege dienst mag doen, hoewel hij daar soms zelf voor zou kiezen. Hoe staat het daarmee?
De Europese richtlijn uit 2003 wilde de gezondheid van de mensen beschermen en dat is een goede zaak. De richtlijn geldt voor alle sectoren en is als level playing field ook belangrijk met het oog op eerlijke concurrentie. Ze legt voor heel Europa minimumnormen vast. Een werknemer mag maximaal 48 uur per week werken en tussen twee shiften moeten 11 uren rust in acht worden genomen. Afwijkingen daarop zijn mogelijk voor individuele contracten als een cao dit toelaat. Een bijzonder geval zijn de wachtdiensten: geldt een wachtdienst als werktijd of niet? Het Europees Hof van Justitie heeft daarover uitspraak gedaan: moet de werknemer op een door de werkgever bepaalde vaste plaats van wacht blijven, dan geldt die wachttijd als werktijd. Wie thuis of eender waar van wacht is, kan dat niet als werktijd beschouwen. Het Hof heeft zich ook al over andere kwesties gebogen, zoals de compensatie voor werknemers die van de richtlijn afwijken wat betreft de dagelijkse rusttijd van 11 uur. Zelf heb ik de voorbije maanden werkgevers en werknemers geconsulteerd daarover, maar de partijen staan lijnrecht tegenover elkaar en zijn niet geneigd om te bewegen. Daarom bereiden wij nu een ‘interpretatief document’ voor, dat duiding geeft bij hoe je de richtlijnen kan interpreteren. In discussies waarover het Hof zich al heeft uitgesproken, zullen we het Hof volgen. In discussies waar het Hof nog geen standpunt innam, gaat de Europese Commissie zelf een standpunt innemen. Ook dat document presenteer ik eind april.

Zullen die belangrijke veranderingen voor de zorgvoorzieningen bevatten?
Het is te vroeg om daarover uitspraken te doen. Een aantal discussies loopt nog volop. Het is ook niet altijd eenvoudig. Neem een verpleegkundige die halftijds in een ziekenhuis werkt en halftijds bij een zelfstandige thuisverpleegdienst. Wie moet dan waken over het respecteren van de regels? We willen de interpretatie verhelderen.

Een andere kwestie is het vrij verkeer van zorgverstrekkers. Om te voldoen aan de Europese richtlijn is de bacheloropleiding verpleegkunde naar vier jaar gebracht. Maar is het wel een goede zaak dat landen elkaar vliegen afvangen en elkaars verpleegkundigen afsnoepen? Zal Europa hier een beleid rond uittekenen?
Wat de erkenning van de beroepskwalificaties betreft verwacht ik niet snel nieuwe initiatieven. De laatste wijziging dateert van 2013 en het vergt altijd veel tijd om daarover akkoorden te sluiten. De verpleegkundigen en de artsen vallen als beroepsgroep onder de “automatische erkenning”. Dat betekent dat hun diploma aan Europese voorwaarden moet voldoen en dat zij dan in elk land van de Europese Unie vrij hun beroep mogen uitoefenen. Andere diploma’s, zoals bijvoorbeeld de HBO5-opleidingen, vallen niet onder de ‘autonome erkenning’. Mensen met dat diploma kunnen dus niet zomaar in Oostenrijk of Spanje aan de slag: die landen kunnen bijkomende eisen stellen, zolang die niet discriminerend zijn natuurlijk. Maar je mag van Europa niet verwachten dat we het vrij verkeer van mensen en diensten gaan beperken. Dat is net een van de grondslagen van de Europese Unie. Die vrijheid ligt de mensen heel na aan het hart. De mobiliteit tussen landen zorgt ook voor groei. Tegelijk mogen we niet blind zijn voor de braindrain die er soms is. Die moeten we samen met de betrokken lidstaten analyseren. Maar dat mensen elders werk vinden, is ook een unieke kans voor dat individu én voor de werkgever die op zoek is naar goede medewerkers. In crisistijden zal je altijd groepen mensen zien verhuizen.

Hebt u het gevoel dat u als Europees Commissaris voor Sociale Zaken het verschil kan maken?
Zeker en vast. Europa is vandaag meer dan een bundeling afspraken over budgetten, financiering en begrotingsnormen. De strategie voor Europa 2020 gaat ook over armoedebestrijding, onderwijs, innovatie, het klimaat en hernieuwbare energie. We volgen al die thema’s bijzonder goed op vanuit Europa. We maken analyses en geven feedback aan de lidstaten, zodat zij hun beleid kunnen onderbouwen. Het sociale krijgt eindelijk meer plaats in Europa. En ja, daar ben ik best wel trots op.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: PETER DE SCHRYVER

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.